‘Ik was blij dat ik mijn mensen uiteindelijk weer wat perspectief kon bieden’, zegt voormalig Commandant Zeestrijdkrachten (C-ZSK), luitenant-generaal der mariniers b.d. Rob Verkerk, die bij zijn vertrek toegaf dat de jarenlange bezuinigingen een dieper gat bij Defensie hadden geslagen dan hij bij zijn aantreden als Marinecommandant had voorzien.
‘Ik heb tijdens de commando-overdracht in 2014 beloofd dat mijn mensen weer fluitend op hun fiets over de Moorman-brug zouden rijden. Gelukkig heb ik er niet bij gezegd welke kant op’ grapt hij. ‘De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat dit niet volledig is gelukt. Ik heb toen onvoldoende in de gaten gehad hoe ver we waren weggezakt en hoeveel tijd het zou kosten om weer uit het dal omhoog te klimmen. En daar zijn we nog lang niet uit.’
Wet van de kleine aantallen
‘Het zit niet in de defensiecultuur om te zeuren, maar de laatste jaren merkten we steeds meer hoe diep er gesneden was bij Defensie. We hebben zo veel mogelijk geprobeerd ‘de ijzerwaren’ te behouden om onnodig verlies aan gevechtscapaciteit tegen te gaan. Helaas is dit maar ten dele gelukt, gelet op de kaalslag die in de loop der jaren ook bij de marine heeft plaatsgevonden. Daarnaast zijn we in de exploitatie behoorlijk doorgezakt. En omdat we steeds kleiner zijn geworden, gaat de wet van de kleine aantallen gelden. Of je nu een vloot in stand moet houden van bijvoorbeeld een klasse van 8 schepen of dat je er nog maar 2 van dat type hebt rondvaren, maakt veel uit en is zowel qua onderhoud als opleidingen per definitie inefficiënt. Je grijpt vaker mis als je reservedelen nodig hebt en de kennis en ervaring vervliegt sneller door verloop van personeel. Dit wordt nog eens versterkt door de technische en operationele veroudering van de vloot, waarvan de meeste eenheden 25 jaar of ouder zijn. Omdat bezuinigingsmaatregelen lang na-ijlen, denk ik dat we de werkelijke effecten hiervan pas de laatste jaren goed klemvast hebben gekregen. Meer budget geeft daarbij natuurlijk meer armslag, zowel waar het de voorraad reservedelen betreft als de arbeidsvoorwaarden om personeel binnen te halen en vooral te behouden.’
‘Je moet als land naar rato bijdragen’
Verkerk vond het lastig om perspectief te bieden in tijden van bezuiniging en is blij dat er nu langzaamaan meer geld beschikbaar komt voor Defensie. Hij denkt dat Nederland als handelsland dit aan zichzelf verplicht is. ‘Als geen ander hebben wij behoefte aan stabiliteit in de wereld omdat dit de wereldeconomie en -handel bevordert. Daar heeft ons land direct profijt van. Daarnaast wijst de geschiedenis uit dat Nederland niet zonder collectief verdedigingsstelsel kan. Nu de unipolaire wereld onder leiding van de Amerikanen afdrijft naar een multipolaire of zelfs gedefragmenteerde wereld, waarin het ieder voor zich is, zijn we voor onze bescherming sterk afhankelijk van onze bondgenoten. Dat betreft niet alleen ons eigen territoir, maar ook onze verbindingswegen over zee, op het land, door de lucht en over de zeebodem (internet). Daaraan moet je dan als land, naar rato van je economische draagkracht, een bijdrage willen leveren. In het tempo waarin het defensiebudget nu groeit, gaan we in 2024 niet voldoen aan de NAVO-afspraak (Wales, 2014) dat we dan 2% van ons BBP aan Defensie zullen besteden. Ik had er geen last van dat dit mijn geloofwaardigheid als baas van de marine aantastte, maar ik zag wel dat de werkvloer steeds meer begon te twijfelen aan de slagvaardigheid van de politiek en de oprechtheid van haar intenties. Daarom is het goed dat het pad omhoog is ingezet zodat je zichtbaar maakt wat je voor ogen hebt. Ik hoop dat Nederland bereid is om te investeren in een krijgsmacht die in vergelijking met internationale partners toegevoegde waarde heeft, doet waar ze goed in is en de politiek bereid toe is en waarbij het voor het personeel aantrekkelijk is om te dienen.’
Eigenaarschap commandanten
Op bestuurlijk en organisatorisch vlak kan het bij Defensie ook wat slagvaardiger zegt de voormalig Marine-bevelhebber: ‘Bij Defensie hebben we in 2005 gekozen voor een ander, meer gecentraliseerd besturingsmodel, waarbij het ownership van de bevelhebbers van de krijgsmachtdelen is verminderd. Uit efficiency-overwegingen begrijp ik dat het slimmer was ondersteunende diensten samen te voegen om duplicering tegen te gaan, maar Defensie is daarin naar mijn smaak doorgeslagen. Mijn baksmeester tijdens de POTOM (Praktische Opleiding Tot Officier der Mariniers), korporaal van de mariniers Jos Braam – hij is veel te vroeg overleden helaas, zei altijd: ’maak iemand verantwoordelijk.’ Later realiseerde ik me dat hij het over eigenaarschap had. Bij Defensie is het eigenaarschap momenteel te veel versnipperd, waardoor verantwoordelijkheid geen gelijke tred houdt met bevoegdheden en niemand zich meer probleemeigenaar voelt. Het gevolg hiervan is dat je voor de oplossing van relatief simpele problemen de medewerking van andere organisaties (buiten je krijgsmachtdeel) nodig hebt, die het probleem vaak anders ervaren. In de praktijk leidt dit tot veel complexiteit en afstemmingsproblemen, gebrek aan betrokkenheid en frustratie. Anders gezegd heeft de doorgeslagen centralisatie geleid tot gebroken ketens en gebrek aan ketenregie, waardoor de bedrijfsvoering onvoldoende slagvaardig is. Ik zeg niet dat we terug moeten naar het oude besturingsmodel, maar ik vind wel dat je mensen die ervoor betaald worden om verantwoordelijkheid te dragen, zoals ik toen ik C-ZSK was, meer (financiële) ruimte en bevoegdheden moet geven om zelfstandig de problemen binnen hun organisatie te kunnen oplossen. Ik verwacht dat dit zal leiden tot meer slagvaardigheid, waarvan ook het personeel gelukkiger zal worden omdat vaak niet wordt begrepen waarom ogenschijnlijk simpele problemen niet worden opgelost.
Verkoop geen bullshit
Er klinkt soms wat kritiek op de commandanten van de krijgsmachtdelen, die te weinig tegen de bezuinigingen gedaan zouden hebben. Hoe ziet Verkerk zelf zijn rol daarin? ‘We leven in een democratisch bestel, dus dat betekent dat je uiteindelijk uitvoert waartoe de politiek beslist. Daar staan we als krijgsmacht immers voor en anders werkt het systeem niet. Desalniettemin is het soms best lastig om beslissingen die contrecoeur zijn bij je mensen over te brengen en uit te leggen. Dat vergt loyaliteit. Het slechtste wat je kunt doen is je af te zetten tegen zo’n beslissing en mee te gaan huilen met de wolven in het bos. Je moet er dus wel achter gaan staan anders draait de tent niet meer. Ik vond het wel mijn plicht om in de beraden waarin ik mijn krijgsmachtdeel vertegenwoordigde, mijn stem te laten horen en zo nodig het bestuurlijke gevecht te voeren. Dat geldt ook voor de commandanten van de andere defensieonderdelen. Maar als op een gegeven moment de beslissing is genomen, moet je daarachter gaan staan. Want als iedereen maar op eigen houtje beslissingen gaat aanvechten, komt er niks meer van terecht. En als je je echt niet in het gevoerde beleid kunt vinden, moet je opstappen. Je moet je dan wel afvragen of je je mensen daarmee een dienst bewijst en of je daarmee het gewenste effect sorteert.’
Maar de beslissingen uitvoeren is wel iets anders dan een verhaal tegen beter weten in vertellen. Verkerk heeft dat dan ook proberen te vermijden. ‘Enig realisme aanbrengen is de kunst. Ik ben sowieso altijd voorstander geweest van het schetsen van een eerlijk beeld. Onze mensen kunnen prima zelf nadenken. Die moet je dus geen bullshit verkopen. Dat voorkomt ook een boulevard van broken dreams.’
Door: Eduard van Brakel
Moet het IGK-rapport ‘De commandant in zijn kracht’ dan ook worden gelezen als ‘De commandanten van de krijgsmachtdelen terug in hun kracht’? Volgens mij was dat rapport nu juist een signaal dat bevoegdheden en mandaten die nu nog liggen bij de commandanten en staven van de OPCO’s moeten worden gedecentraliseerd naar de eenheden en hun commandanten die daadwerkelijk worden ingezet.
Reactie van Rob Verkerk: Het 1 sluit het ander niet uit. OPCO-commandanten kunnen niets door mandateren als zij ook zelf niet de bevoegdheden hebben.