Niet eerder in de parlementaire geschiedenis van het Koninkrijk der Nederlanden hebben in twee opeenvolgende kabinetten de ministers van Defensie moeten aftreden. In het voorgaande kabinet Rutte II was het minister Jeanine Hennis, die vrijwillig opstapte n.a.v. het dodelijk ongeluk met afgekeurde munitie tijdens de missie in Mali. In het huidige demissionaire kabinet Rutte III is het minister Ank Bijleveld vanwege haar veel te late en laconieke reactie – de soep wordt nooit zo heet gegeten als hij wordt opgediend – op de levensbedreigende situatie van de Afghaanse tolken en overige Afghaanse medewerkers van de ambassade in Kabul.
De tolken, hun gezinsleden en nog enkele duizenden andere medewerkers en hun familie zijn voor het overgrote deel met gevaar voor hun leven achtergebleven en moeten vrezen voor de dreiging van de Taliban. Deze medewerkers stonden die bewuste ochtend voor een gesloten deur van de ambassade, nadat het Nederlandse ambassadepersoneel zich in grote spoed al in veiligheid had gebracht. Ondanks dat het parlement al in april had aangedrongen deze medewerkers tijdig te repatriëren naar een veilig Nederland. De houding van het kabinet was echter slechts een beperkt aantal toe te laten vanwege de vrees voor een “aanzuigende werking”.
Geen tijdige reactie
Dat de minister van Buitenlandse Zaken Sigrid Kaag (D66) ook moest aftreden heeft de zelfde oorzaak: geen tijdige en professionele reactie op de gebeurtenissen, die zich al maanden lang aftekenden. De minister was die bewuste avond aan een diner met politieke “gelijkgestemden” om de voortgang van de hopeloos vastgelopen kabinetsformatie te bespreken. Het excuus van deze minister was dat het “onverwachts allemaal heel snel ging, ook andere landen waren verrast”.
Maar deze landen hebben wel degelijk onmiddellijk ingegrepen door luchtbruggen op touw te zetten om zoveel mogelijk Afghanen die met de geallieerden hebben samengewerkt, te redden van de Taliban, immers hun dreigt de dood. Nederland kwam veel te laat, met één militair vliegtuig, dat vervangen moest worden als gevolg van achterstallig onderhoud, voor de duidelijkheid: gebrek aan onderdelen.
Dat minister Ank Bijleveld – na eerder al drie moties van afkeuring en drie moties van wantrouwen uit het parlement te hebben genegeerd – uiteindelijk onder druk van haar eigen partij (CDA) alsnog een volle dag na het debat en het aftreden van haar collega van Buitenlandse Zaken, gedwongen werd af te treden, tekent de huidige politieke bestuurscultuur in Den Haag. Een cultuur die zich al eerder manifesteerde, maar die zich onder de kabinetten Rutte I, II en III toelegt op slechts één doel: het behouden van de macht.
Er is echter veel meer aan de hand.
Cultuur van besluitloosheid
Over de gehele linie heerst een cultuur van besluiteloosheid, het niet nemen van verantwoordelijkheid, gebrek aan leiderschap, gebrek aan doortastend optreden, wegduikend gedrag en afschuiven van verantwoordelijkheid naar een ander, of een opvolger. Ik verwijs slechts naar de vele schandalen, de grote mislukte en gigantisch uit de hand gelopen infrastructurele en ICT projecten bij de verschillende ministeries, en de vastgelopen rechtspraak.
Dat gedrag wreekt zich ook in het buitenlands beleid van de afgelopen kabinetten, waar angstvallig wordt vastgehouden aan wat we hebben (in de woorden van Rutte: “Nederland is een waanzinnig gaaf land”), slechts gericht op de handel, want dat levert geld en welvaart op. Dat die welvaart terecht komt bij een kleine elite van aandeelhouders, vooral in de farmaceutische industrie, ontgaat de kiezer volledig.
Ogen en oren gesloten
De ogen en oren van onze politieke leiders – en het parlement – worden en zijn stevig gesloten voor de geopolitieke ontwikkelingen in de wereld en in Europa. Er wordt voorbijgegaan aan herhaalde waarschuwingen van autoriteiten als de voormalige secretaris-generaal van de NAVO, Jaap de Hoop Scheffer, naar hem wordt niet geluisterd. Er worden vele rapporten geschreven, door het HCSS, door de AIV en de WRR, maar rapporten verdwijnen steevast in de onderste la, diep in de kelder van het ministerie van Algemene Zaken.
Onmiskenbaar en onvermijdelijk zal het halsstarrige Nederland zich echter moeten openstellen voor een meer verenigd en versterkt Europa, wil Nederland daar als handelsland nog een rol kunnen spelen. Dat is van het grootste belang, daar 70% van onze export naar Europa gaat en daarmede de belangrijkste bron van onze welvaart is.
Als de krijgsmacht nog wil kunnen vechten en liefst winnen, is tenminste 8 – 12 miljard euro extra per jaar nodig. En geen 100 miljoen zoals we vandaag lezen.
Europa heeft grote moeite zich een positie te verwerven in de competitie tussen China, de VS en in mindere mate Rusland. Door het wegvallen van het Verenigd Koninkrijk en de versterking van het Anglosaksische partnerschap wordt de positie van Nederland belangrijker. Helaas, in plaats van een vooraanstaande rol te spelen in deze ontwikkeling als 5e natie van Europa, met 17,5 miljoen inwoners, zevende exportland ter wereld en niet te vergeten het vierde rijkste land ter wereld, verzet zij zich tegen an ever closer union, een bepaling in het Europese Verdrag die het Nederlandse parlement twee jaar geleden geschrapt heeft. Nederland, ooit een der 6 oprichters van de EEG, zal zich in daad en woord als een overtuigde Europese partner moeten opstellen, wil zij niet een herhaling beleven van de “Pruikentijd” uit de 18e eeuw, met alle rampzalige consequenties van dien. Maar alles wijst op een introvert beleid van puur eigenbelang.
Met Defensie gaat het nog slechter
Met Defensie is het nog veel slechter gesteld. De krijgsmacht wordt zonder blikken of blozen geaccepteerd als een verwaarloosde organisatie, die niet in staat is om het eigen grondgebied – en dat van de overzeese gebiedsdelen – te verdedigen, noch een significante bijdrage te leveren voor de verdediging van het Verdragsgebied van de NAVO in Europa. We zijn een free rider geworden, buitengesloten van strategisch overleg binnen de NAVO, schaamteloos profiterend van onze NAVO partners voor onze Veiligheid en de Vrede in Europa. Nederland denkt daarmee weg te komen, vertrouwend op onze grote Broer: Amerika.
Echter, gezien de laatste ontwikkelingen van het Amerika onder de huidige President Joe Biden, culminerend in het nieuwe Militaire Pact AUKUS tussen Australia, UK en US, alsmede de chaotische terugtrekking uit Afghanistan, mag daar op zijn minst een vraagteken bij gesteld worden.
De prioriteit van Amerika ligt in Azië en niet meer, of althans minder dan voorheen, in Europa. Het bewijs voor deze stelling is dat de Europese partners niet of te laat zijn geconsulteerd bij deze ingrijpende besluiten.
We doen er gewoon niet meer toe.
En zeer terecht.
Dreigingen nemen toe
Europese Leiders, met name de President van Frankrijk Emmanuel Macron, de premier van Italië Mario Draghi, de voorzitter van het Europese parlement Sassuoli en de President van de Europese Commissie Ursula von der Leyen, roepen nu op tot een zelfstandig Europa, met een verenigd Buitenlands Beleid en een krachtige Europese Defensie (macht). Dat is de hoogste tijd, als het al niet te laat is. Immers, de dreigingen rondom Europa, vanuit het Oosten, het Zuiden, maar vooral vanuit de ruimte en in het cyberdomein, nemen in schrikbarend tempo toe.
Europa heeft ruim 75 jaar lang de prijs voor zijn vrede voor 75% laten betalen door de Verenigde Staten van Amerika.
Op Amerika als partner binnen de NAVO kan Europa niet veel langer rekenen, gezien het feit dat China dreiging nummer één is voor de VS. Daarnaast is het isolationisme dat onder Obama begon, door Trump is geperfectioneerd en door Biden van een suikerlaagje is voorzien, de standaard in het Amerikaanse buitenlandbeleid. Voor de zeer verdeelde Amerikaanse bevolking en dus ook het Congres en de Senaat is het duidelijk. Europa heeft ruim 75 jaar lang de prijs voor zijn vrede voor 75% laten betalen door de Verenigde Staten van Amerika. America First is niet weg. Erger nog: als Trump straks opnieuw wordt gekozen, moeten we daar in Europa klaar voor zijn en dat kost geld. Veel geld.
Nederland op de een-na-laatste plaats
Voor de goede orde: Ons defensiebudget voor 2022 reikt niet verder dan € 12 miljard. Daarmee staat Nederland op de op één na laagste plaats van de 30 NAVO landen. De Defensievisie 2035 schetst een beeld van een krijgsmacht die zijn aandacht verlegt naar het informatiedomein.
Als de krijgsmacht daarnaast ook nog wil kunnen vechten en liefst winnen, is tenminste 8 – 12 miljard euro extra per jaar nodig. En geen 100 miljoen zoals we vandaag lezen.
Dat wordt nog wat in de formatie. Defensie is nog altijd de sluitpost achter de zorg, de sociale zekerheid, het onderwijs en de enorme investeringen in klimaat, milieu en infrastructuur. Maar om internationaal relevant te zijn in de transactionele geopolitieke arena moet Nederland geloofwaardig zijn en keuzes maken. De verkiezingen in Duitsland hebben meer economische gevolgen voor ons land dan die in ons eigen land.
Wij zijn de facto een deelstaat van Duitsland. Laten we de blik richten op Noord-Europa en onze Duits-Nederlandse samenwerking bij landmacht en marine uitbreiden met gelijkgestemde kleine landen. We hebben nauwelijks nog een defensie-industrie dus we zijn afhankelijk van anderen als we willen voorkomen dat we worden vermalen tussen Italië, Frankrijk en Duitsland.
Het wordt de hoogste tijd dat Nederland weer visie, leiderschap en durf toont en zich niet opstelt als een verwende, egocentrische Calimero binnen Europa en in de wereld.
Ton Welter
Ton Welter is voormalig Marine-officier.
- Lees hier een interview dat Defensie Platform met hem hield: ‘Veiligheid als allerhoogste prioriteit’