Ook in 2017 lijken de meeste vinkjes bij de Koninklijke Landmacht (KL) op groen te gaan staan. Wij zenden nog altijd eenheden uit naar het buitenland, organiseren of nemen deel aan internationale oefeningen en geven uitvoering aan de ons gestelde opdrachten.
Onze eenheden worden ingezet in Mali, Afghanistan en Irak en een compagnie wordt klaargestoomd voor inzet in Oost-Europa. Wij stellen eenheden operationeel gereed en certificeren hen conform de gestelde eisen. De haalbaarheid van deze eisen echter, brengt een inspanning met zich mee die niet meer in verhouding is tot de op dit moment beschikbare tijd en middelen, met roofbouw tot gevolg. Ook het tailormade samenstellen van eenheden ten einde deze in internationaal verband en/of onder een buitenlands commando in te zetten, vraagt een onevenredige inspanning, maar is wel de norm om aan onze internationale verplichtingen te kunnen voldoen. Hierdoor en mede door onze “CAN-DO AND MAKE IT HAPPEN” mentaliteit, raakt de KL structureel overbelast.
Dat de KL over onvoldoende vuursteun, genie en logistiek beschikt, geen voortzettingsvermogen heeft en allang niet meer het gevecht van verbonden wapens kan voeren, laat staan tegen een conventioneel optredende tegenstander, is een feit. Om een brigade te laten oefenen, moeten zustereenheden en opleidingscentra bijspringen ten einde de boogde oefendoelstellingen te realiseren. De brigades en bataljons zijn slecht of gedeeltelijk gevuld en beschikken allang niet meer over capaciteiten om zelfstandig op te kunnen treden. De brigadestaven kunnen niet terugvallen op een divisie, zijn onderbemand, overbelast en beperkt in staat eenheden op te leiden en gereed te stellen. Alles is schaars of op, loopbaan perspectieven beperkt en ons defensiebeleid wordt geregeerd door het geld en politieke wensen en prioriteiten.
Jarenlang lieten de trots van de Nederlandse militair en onze CAN-DO cultuur niet toe de gebreken, zwakheden en pijn van onze organisatie aan de samenleving en de politiek zichtbaar te maken.
Die pijn, last en de gevolgen droegen wij liever zelf. Dit heeft geresulteerd in een oververmoeide, uitgeklede, overgereguleerde en niet slagvaardige organisatie met een mis-match tussen onze ambities en opdrachten enerzijds en de voorhanden zijnde beperkte middelen anderzijds. Hoe wrang is het dan, om te moeten constateren, dat onze CAN-DO mentaliteit, ondanks onze beste bedoelingen, een belangrijke oorzaak is van de situatie waarin we verkeren.
Inmiddels is de politiek doordrongen van de ernst van de situatie en de noodzaak tot ingrijpen, mede dankzij onze commandanten die steeds vaker rapporteren over de werkelijke situatie binnen de operationele eenheden. Er moet geld bij anders moeten wij eenheden stilzetten, is de boodschap van de Commandant Landstrijdkrachten. Alle hoop en vertrouwen zijn gevestigd op de nieuwe regering en een structurele defensiebudgetverhoging in 2018 en de jaren erna.
Maar gaat deze budgetverhoging ook komen en zo ja, in welke hoeveelheden en voor hoe lang?
Hoe gaat de nieuwe regering het vertrouwen van de krijgsmacht terugwinnen? De Algemene Federatie van Militair en Burger Personeel (AFMP) concludeert naar aanleiding van een enquête dat bijna 87% van de ondervraagde militairen het vertrouwen in de minister kwijt is. Twee op de drie militairen heeft weinig tot geen vertrouwen in de defensietop. AFMP-voorzitter Anne-Marie Snels stelt dat “deze minister en de Kabinetten Rutte een zo goed als failliete defensieorganisatie achterlaten”.
Gelukkig hebben wij momenteel door inspanningen van commandanten en door allerlei veiligheidsvraagstukken en wereldlijke ontwikkelingen, de wind mee en kunnen we rekenen op aandacht van de politiek. Bij de operationele eenheden wordt innovatief nagedacht over reparaties die de krijgsmacht weer basis gereed en voldoende geëquipeerd moeten maken. Internationale samenwerking wordt geïntensiveerd en capaciteiten in het kader van slagkracht, zoals de herintroductie van tanks binnen de 43ste Gemechaniseerde Brigade, hersteld.
Hoe verleidelijk en gewenst ook, wij mogen als militairen ons niet blindstaren op het euforische vooruitzicht van mogelijke groei na jaren van inkrimping. Deze groei zou wel eens beperkter kunnen zijn, dan menig politieke partij ons doet geloven. We moeten eerst repareren en dat alleen al kost de KL honderden miljoenen euro’s. De noodzakelijke groei naar de gestelde NAVO norm van 2% van het BNP, vraagt om miljarden. Defensie is afhankelijk van een regeringscoalitie, die met de grote hoeveelheid aan de verkiezingen deelnemende partijen met uiteenlopende idealen, wellicht lastig te formeren zal zijn. Sommige politieke partijen geven aan met andere partijen niet samen te willen werken, wat de regeringsformatie bijzonder complex zal maken en de nodige tijd zal duren. Intussen verandert de wereld en zo ook de politiek-maatschappelijke belangen en prioriteiten.
Wat als defensie ineens niet meer op de gun-factor van de nieuwe regering kan rekenen? Welke garanties krijgen wij en hoe betrouwbaar zijn de prognoses met betrekking tot het nieuwe regeerakkoord en de koers die de nieuwe regering gaat varen? Vanuit ervaring en geschiedenis weten wij dat Defensie niet op de hoogste prioriteit en interesse bij de politiek hoeft te rekenen. De vele charmeoffensieven die door Defensie en de KL in het bijzonder in de afgelopen jaren ingezet zijn, hebben tot beperkt succes en politiek-maatschappelijke betrokkenheid geleid. Nederland kijkt in tijden van nood onmiddellijk naar de militairen, maar bij vrede, gunt men de militair nog geen seconde aandacht. Waarom zou dat nu en in de toekomst anders zijn?
Ik hoop dat onze militaire leiding naast de beoogde groei ook plannen maakt voor WHAT-IF scenario’s, wanneer de budgetten voor de groei uit blijven. Gaan wij daadwerkelijk eenheden stilzetten, heffen we eenheden of zelfs krijgsmachtdelen op? Wat is onze BACK-UP op het moment dat onze verwachtingen niet waar worden gemaakt? De inzetbaarheid en voortbestaan van de KL, met kennis van ons verleden en lessen uit de periode van het “gebroken geweertje”, mogen niet afhankelijk zijn van politieke intenties en militaire hoop alleen. Wij moeten voorbereid zijn op veel, weinig en geen geld om verassingen te voorkomen.
Ik ben van mening dat Defensie, los van de uitkomst van de verkiezingen en de regerende coalitie, altijd moet kunnen vertrouwen op een vast deel van de overheidsbegroting. Deze dient de krijgsmacht in voldoende mate te financieren. Het budget dient aan te sluiten op de taakstelling en exploitatie en investeringen mogelijk te maken. Ook dient het budget overeen te komen met de internationale verplichtingen die Nederland met de NAVO is aangegaan. Wij moeten altijd over voldoende materieel en personeel beschikken om de slagvaardigheid en voortzettingsvermogen te kunnen garanderen. Zulke keuzes kosten geld. Aan de politiek de keus om het geld wel, gedeeltelijk of niet te betalen. Wij als krijgsmacht daar en tegen, moeten niet pretenderen uitvoering te kunnen geven aan de gestelde taken, tegen een gereduceerd tarief. In de afgelopen jaren hebben wij dit vaak tegen beter weten in en te langdurig gedaan. Hiermee hebben wij de politiek “ontslagen” van de noodzaak tot kiezen en hun verantwoordelijkheid, naar onszelf verlegd.
Door: Majoor Dominik Derwisinski
Dit artikel werd eerder gepubliceerd in het blad van de Vereniging Officieren Artillerie (VOA): Sinte Barbara, 69e jaargang 2017, No. 1.
Dit artikel is hier geplaatst met toestemming van de Majoor Derwisinski
Foto’s: ministerie van Defensie
Een goed beeld laat u zien, majoor Derwisinski. Alleen denkt men in Nederland dat het vredesdivident heel rekbaar is, alle mooie woorden op 4 en 5 mei ten spijt! Of dat Den Haag denkt van ” ach, Polen en Duitsland liggen nog voor ons.” Ik weet het niet! Defensie is broodnodig, nu meer dan ooit! Dus laten we er als de sodemieter voor zorgen dat alles weer gevuld is, zodat WAT we hebben, in ieder geval goed is! Dus genoeg vuurondersteuning, genoeg logistiek, etc. Vrijheid kent haar prijs, nu meer dan ooit! Ik, als oud-cavalerist, schaam me dood om die 18 geleaste tanks! Wat een armoe, Nederland onwaardig! Het lijkt wel alsof die “kruideniersmentaliteit” nooit ophoudt. Zelfs Polen kan de 2% norm waarmaken. Waarom wij dan niet?