Het moet maar eens afgelopen zijn met dat geschnabbel van die topmilitairen. Dat vindt de D66. Geld dat topmilitairen verdienen met spreekbeurten, adviseurschappen, en commissariaten, moet ingehouden worden op hun uitkering. Want topmilitairen gaan op relatief jonge leeftijd de dienst uit. Was dat eerst met 55 jaar, nu is dat met 60 jaar. Jong, als je de verhoging van de pensioenleeftijd in acht neemt, die voor gewone mensen al op 67 jaar ligt. Op zich ook wel terecht dat geld dat extra verdiend wordt, wordt ingehouden op de uitkering. Dat gebeurt gewone mensen ook. Als je een uitkering hebt, en je verdient wat geld, dat wordt dat verdiende geld in mindering gebracht op de uitkering. Gelijke monniken, gelijke kappen. En de uitkeringen van topmilitairen als generaals en kolonels zijn best aardig qua financieel geld.
Het enige nadeel aan het idee van D66 is dat militairen er niet voor kiezen om op 60 jaar de dienst uit te gaan, om met FLO (Functioneel Leeftijds Ontslag) te gaan. Ze moeten, want zo zijn immers de regels. En regels zijn redelijk heilig binnen de Krijgsmacht. Dus als je het plan van D66 eens goed bekijkt, is het echte probleem niet dat generaals na hun ontslag te veel verdienen, maar het echte probleem is dat er bij Defensie geen mogelijkheid is om een ander carrièrepad te kiezen. Er kan binnen de organisatie immers niet van de regels worden afgeweken.
Heel veel militairen zouden best langer dan de FLO-leeftijd willen werken, maar mogen dat niet. Heel veel militairen zouden best wel van waarde voor de organisatie kunnen zijn, ook als ze ouder zijn, maar ze mogen dat niet. Want als je 55 bent, ben je fysiek – natuurlijk – niet meer zo snel en fit als een 20-jarige soldaat. Maar tegelijk zouden die oude, en wijze mannen wel heel veel kennis en ervaring kunnen overdragen op jongen soldaten, of jonge startende officieren en onderofficieren. Fysiek houden ze die mannen en vrouwen dan misschien niet bij, maar mentaal gezien hebben ze een schat aan ervaring. En de meeste militairen zouden die ervaring best willen delen en zouden maar wat graag binnen de organisatie actief blijven. Het lijkt me een win-win-situatie.
Door de strenge regels voor carrières gaat dat echter niet. Binnen Defensie gelden door de bank genomen twee hoofdregels: op je 35e eruit als je een Bepaalde Tijd Contract hebt, de andere regel: you go up, or you go out. Dus een kapitein moet majoor gaan worden, een sergeant moet sergeant 1 worden. Functies die militairen heel gaaf vinden en waar ze heel goed in zijn, kunnen ze maar maximaal 3 jaar uitoefenen, dan moeten ze naar een andere functie. Voor de doorstroming is dat natuurlijk goed. Maar als je kijkt naar passie van werknemers en kwaliteit van de organisatie is het minder goed.
Sterker nog, vaak is het zo dat een militair, bijvoorbeeld een pelotonscommandant (PC) bij de infanterie, die heel goed is in zijn werk, en een uitmuntende PC is, weg moet van de functie waarin hij excelleert. Want heel goed als pelotonscommandant, betekent High Potential, betekent dat er snel een andere functie gevonden moet worden. Daardoor zit een eenheid nadat de betreffende commandant is vertrokken, vaak met een minder goede commandant. De high potential die vertrokken is, zit te verstoffen op een staffunctie, en heeft het niet zo meer naar zijn zin. En dat snijdt het mes ook aan twee kanten, maar dan de verkeerde kant op.
Bij die generaals geldt dat ook, er is maar een beperkt aantal generaalsfuncties. Dus op een goed moment kunnen ze niet meer up. En daardoor is de logische consequentie dat ze eruit gaan. Want stapjes terugdoen, dat bestaat niet binnen de regelgeving. Terwijl dat misschien wel een heel goede optie zou kunnen zijn om kennis en ervaring te behouden, en misschien wel om de organisatie nog meer te stroomlijnen. Het lijkt me nuttiger als de politiek zich bezig met hete zorgen voor behoud van kennis en ervaring en stroomlijnen van de organisatie. En gaat bekijken of de FLO voor militairen wel wenselijk is. Dat is in ieder geval nuttiger dan je druk maken over schnabbels.
Door: Eduard van Brakel
Mijn inziens moeten dit soort plannen in de prullenbak en zullen betreffende parlementariërs eerst zelf aan de lijve moeten ondervinden wat het betekent om militair te zijn. En dan zullen zij de Lieve Heer op hun blote knieën danken dat er mensen zijn die zich als militair willen inzetten voor het Koninkrijk der Nederlanden, met gevaar voor eigen leven aan toe.
Andersom is het zo dat het zeer aanbevelingswaardig zal zijn om betreffende parlementariërs te beoordelen op hun capaciteiten en ‘ can do mentaliteit ‘ om zich als politicus in te zetten voor het ALGEMEEN Belang van dat zelfde Koninkrijk. Hoogst twijfelachtig of zij deze stress test zullen doorstaan.