‘Ik vind dat we als oud-militairen elkaar moeten helpen. Defensie is heel goed in het mensen naar binnen halen met de Veronicagids en mooie filmpjes, eruit werken kunnen ze ook, maar naar een nieuwe werkgever begeleiden dat kunnen ze niet.’ Aan het woord is Gerard den Bakker (32), in 2013 afgezwaaid als sergeant 1 bij de pantserinfanterie. Het lukte hem om op eigen kracht een baan te vinden als business development manager in de burgermaatschappij, maar hij ziet dat veel andere oud-militairen, of militairen die eruit willen het moeilijker hebben.
Den Bakker vervolgt: ‘Het liefst zou ik een heel netwerk of platform opzetten waar je als overstapper in contact kunt komen met oud-militairen die al overgestapt zijn en die je helpen met het eruit gaan. Je begint dan met fase 1: praktische dingen als tandarts en huisarts zoeken, en je verzekeringen regelen. Want hoe weet je nou welke zorgverzekering je nodig hebt? En dat loopt dan door tot hulp bij solliciteren, onderhandelingen over salaris en succesvol worden in de burgermaatschappij.’
Naam: Gerard den Bakker
Leeftijd: 32
Onderdeel: Landmacht, pantserinfanterie
Missies: Irak, Afghanistan
‘Defensie maakt nu gebruik van bemiddelingsbureaus die voor veel geld uitstromend personeel begeleiden, maar eigenlijk heel weinig doen voor de uitstromende militair. Dus dan wil ik een soort non-profitorganisatie. Dat een oud-militair bij een bepaald bedrijf naar binnen wil komen, en dat die geholpen wordt door het netwerk van oud-militairen. Want dat zijn de enigen die het begrijpen, die jou als oud-militair begrijpen. Als ik zeg dat ik verantwoordelijk was voor een actie met scherpe munitie met vier YPR’en, waar mensen uitstegen, dan zegt dat het bedrijfsleven helemaal niks.’
‘Dan kun je zeggen dat het een dooddoener is en dat anderen dat niet snappen, maar dat is echt zo. Dan hoor ik burgercollega’s zeggen dat ze stressbestendig zijn. ‘Stressbestendig?’, denk ik dan. Je bent stressbestendig als je je drills blijft uitvoeren als de kogels je om de oren vliegen en je dan ook nog je buddy blijft helpen.’
Wie is de baas?
De voormalig sergeant is oud-militair in hart en nieren, maar hij begint nu wel zijn draai te vinden in de burgermaatschappij. En dat was niet vanzelfsprekend voor hem: ‘Het militair zijn voelde nooit echt als werken. Later toen ik instructeur VTO infanterie werd wel, maar eerst niet. Ik verbaasde me altijd hoe gemakkelijk het me afging. Ik zat in een soort routine. Ik ben nu drie jaar burger en die routine heb ik nog niet. Bijvoorbeeld: als militair ging je op oefening, zonder nadenken pak je je tas in, voertuig beladen, de wapens werken, je schreef je bevel. Dat kon ik ook niet op dag 1 van de AMO, maar uiteindelijk wel. Ik zoek nu nog het goed zijn in mijn werk. Ik ben bewust bekwaam. Als militair kom je uit een beschermde omgeving: er wordt voor je eten gezorgd, voor je kleding. Het was heel overzichtelijk: drie sterren was de kapitein dat was de baas, daaronder kwamen twee sterren, de luitenant. Nu kom je bij een burgerbedrijf met 10 man, wie is dan de baas? ‘
Missies het mooiste
Den Bakker kijkt trots terug op zijn 12 jaar als militair. Hij ging op missie naar Irak en Afghanistan, waarbij de missie in Afghanistan het hoogtepunt van zijn carrière was: ‘Daar kon alles. Er was actie en alles was er in overvloed. Heel anders dan Irak. In Irak had ik vijf magazijnen en in Afghanistan had ik er 16 en munitie in mijn rugzak. Drie a vier MAG’s in de groep en op de voertuigen. Op oefening was alles een hoog PM-gehalte (Pro Memorie, doen alsof – red), in Afghanistan niet. Die uitzending was het mooiste dat er is.’
Toch romantiseert hij zijn tijd bij de infanterie niet: ‘Collegialiteit moest, want anders was het niet werkbaar. Het gezamenlijk lijden schepte een band. En dat kan je op kantoor niet verwachten, want die collegialiteit was nodig om te overleven op het gevechtsveld. Ik was laatst bij een veteranenlezing. Ik halveerde in mijn eentje de gemiddelde leeftijd. Die veteranen misten allemaal de kameraadschap. Dat snap ik wel en mis ik ook wel, maar dat was echt vanwege de omstandigheden. Je kunt het ook bij de voetbalvereniging vinden, of bij een bedrijf als je gezamenlijk hetzelfde nastreeft. Het is een mooi beroep, maar je moet het niet romantiseren.’
Carrièreperspectief ontbrak
Over het waarom hij de dienst heeft verlaten is Den Bakker duidelijk: ‘Het carrièreperspectief is gewoon nul, zeker als onderofficier. Zeker nu met het systeem van opteren op functies die vrij komen, is het perspectief niet aantrekkelijk. Dat was voor mij ook de reden om weg te gaan. Misschien kon ik halverwege de 40 jaar adjudant worden, maar dan moet je nog zo lang, wat moet je dan?‘
‘Je hebt wel een aantal zekerheden bij Defensie: je krijgt nooit een auto van de zaak, nooit een bonus. En ik vind dat ook terecht dat de overheid dat niet doet. Het gaat toch om belastinggeld. Maar ik geniet daar nu wel van, van de luxe die de burgermaatschappij biedt.’
‘Hekel aan kou’
Na jaren in het bos zitten en oefenen, is de voormalig commandant van een mortiergroep dus blij dat hij de overstap heeft gemaakt naar het burgerleven. ’Bij de voordelen nu in de burgermaatschappij hoort enorm veel vrijheid. Tijden zijn variabel, daar waar ze bij Defensie heel belangrijk waren. Als het nu regent denk ik: ’Het is heerlijk binnen. Ik neem niet eens een jas meer mee voor het stukje van de auto naar kantoor. Ik ben een laffe pax geworden met een hekel aan kou’, zegt hij lachend.
‘Maar het allermooiste aan de burgermaatschappij is carrière maken. Dat als je goed bent, je heel snel door kan. Ik zag bij Defensie collega’s die gewoon hun tijd volmaakten, van de ene functie naar de andere en dan uiteindelijk eruit met 55. Ook als je ontzettend goed was, of ontzettend je best deed, werd dat niet extra gewaardeerd. Dat vond ik wel een nadeel aan Defensie, dat ook veel meer op competenties zou moeten selecteren bij bevorderingen’.
Budgetten
Hij vervolgt: ‘Budgetten verdelen dat kan Defensie ook leren van de burgermaatschappij. Als er een burger zou zijn die dat verdeelde, dan zou het er heel anders uitzien. Dat geld, hoe dat nu uitgegeven wordt, met de budgetten, totaal kansloos. Als er bijvoorbeeld een club is die 3000 euro budget over heeft voor kantoorartikelen in december, dan gaat die club voor 3000 euro zooi kopen, omdat ze anders het jaar erop minder geld krijgt. Dan heb je al te veel, dan koop je spullen die je niet nodig hebt, om volgend jaar weer 3000 euro te veel te krijgen. Mensen maken zich druk om de kosten van een JSF, terwijl het geld er aan de andere kant met bakken uit loopt.’
‘Ik kom uit een periode van alleen maar bezuinigingen, maar In de bossen moet een landsvoorraad aan spullen liggen. Als je kijkt hoeveel VRA’tjes er na een oefening ingeleverd worden. Of die lui die een dubbele PGU hebben. Of je ziet van die ouwe adjudanten die in zo’n aankoopcommissie zitten. Dan wordt alles beproefd en getest en dan kopen ze toch iets slechts. Bijvoorbeeld Arktis smockjassen, dat waren echt fijne jassen, de beste. Maar dan gaan we die namaken en dan krijg je een jas die het net niet is.‘
Oefenen
Toch ziet hij andersom ook dingen waarbij Defensie als voorbeeld kan dienen voor het bedrijfsleven kan leren. ‘Er zijn hoopjes dingen die het bedrijfsleven kan leren, zoals plannen maken, planning en uitvoering, teamtaken verdelen en ook het trainen. Dat trainen mis ik vooral. Mensen oefenen in het bedrijfsleven liever op klanten dan op elkaar. Als er geoefend moet worden, merk je ook enorme schroom bij de burgercollega’s. Defensie is wat dat betreft de grootste toneelverenging van Nederland, je leert rollen spelen.’
‘In het bedrijfsleven mis je ook de voorbereiding: als een meeting om 09.00 uur begint, is er nog niemand. Ik ben nu wel losser geworden qua tijd, vroeger moesten de bommen om 09.00 uur op doel vallen, maar nu boeit dat niet zo meer. En scenario-planning dat zie je ook niet. Wat doen we als dit gebeurt, en wat nou als het niet zo gaat als gepland, wanneer gaan we dan bijsturen? Wanneer evalueren we, waar zitten de coördinatiepunten? Ik moet nu ook plannen aanleveren, en dan gebruik ik het oogmerk van de commandant, wat is de end state, welk scenario is het meest gevaarlijk en wat is het meest waarschijnlijk. Dat zijn ze niet gewend. En een les is ook: altijd de commandant op de hoogste stellen vooral als het misgaat. Dat was bij Defensie heel belangrijk. Maar in het bedrijfsleven houden mensen hun mond. Daarbij hoort ook de schuld op je durven nemen, fouten toegeven. En evalueren. Dat doen we ook heel weinig. En het begeleiden van personeel, dat kunnen ze bij Defensie heel goed, maar bij het bedrijfsleven niet. Bij het burgerleven heb je 1 keer per jaar een beoordelingsgesprek.’
‘Dienstplicht? Nee’
In de maatschappij gaan stemmen op om de dienstplicht weer in te voeren, zeker nu het onveiliger wordt in de wereld en Rusland als oude vijand weer op lijkt te staan. Maar dat ziet de Irak- en Afghanistanveteraan niet zitten: ’Dienstplicht? Nee. Dan heb je van die ongemotiveerde lui die niks kunnen … en ze dan ook nog een wapen en munitie geven. Dat is het gevaarlijkste wat je kunt doen. Kijk maar die lui die bij bepaalde eenheden zaten vroeger. Uit de verhalen van collega’s uit de dienstplicht heb ik begrepen dat ze bij specifieke eenheden al het tuig bij elkaar zetten. Als je goeie beroeps hebt, met goeie reservisten dan kom je een heel eind. Dan koppel je jonge reservisten aan beroeps met ervaring. De dienstplicht moet je pas invoeren als het echt gevaarlijk is. De vraag is hoe hoog de noodzaak daar nu voor is. Maar als de Russen komen, dan doe ik wel graag mee. ‘
Elkaar helpen
Tot slot komt de voormalig sergeant nog even terug op zijn idee van oud-militairen die elkaar helpen: “Ik vind dus echt dat er een club moet komen zichzelf helemaal bedruipt bij het helpen van overstappers. Er zijn heel veel veteranen en oud-militairen, dus die club is heel groot. Maar ik vind wel dat je als oud-militair wat moet komen brengen, want het militair zijn is in mijn ogen alleen een pre bij gelijke geschiktheid. Als militair leer je jezelf nieuwe dingen snel eigen maken, dat is een voordeel, maar daarmee gaat een burgerbaas je niet aannemen. Maar als je twee mensen hebt met dezelfde opleiding en de een is oud-militair dan neem ik de oud-militair aan.’ Zo’n organisatie die oud-militairen helpt – ‘we moeten af van de term veteraan’- is niet alleen goed voor die militairen, maar ook voor Defensie zegt Den Bakker: ‘’ Als zo’n netwerk er komt dan kan Defensie ook weer meer geld uitgeven aan kogels in plaats van aan dure bureaus die toch niet helpen.’
Door: Eduard van Brakel
Foto’s: privécollectie Gerard den Bakker
Ik wil best helpen met het opzetten van een non-profit organisatie. Heb zelf de Unifil missie gedraaid en ben thans Arbeidsmakelaar in het Oosten van het land. Ik ga in april/mei weer even terug naar Libanon.
Ben als vice-voorzitter van de Commandovereniging Noord-Holland al enige tijd bezig met deze materie (project ‘Marktplaats’).Treedt graag in contact om van gedachten te wisselen.
Mvg.
Max Havelaar