De huidige vier onderzeeboten van de Walrus-klasse naderen het einde van hun levensduur. De regering en Tweede Kamer erkennen het strategisch belang van onze onderzeeboten. Daarom werkt het ministerie van Defensie sinds augustus 2016 aan de voorbereiding van de vervanging.
De werkgroep “Politiek en Defensietechniek” van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KIVI) meent dat de Tweede Kamer zou moeten besluiten om de vier onderzeeboten rechtstreeks aan te besteden bij één industrieel consortium. Het enige consortium waarbij Nederland blijft beschikken over de combinatie van eigenschappen die de Nederlandse onderzeedienst tot een uniek wapen hebben gemaakt en dat Nederland buitenproportionele internationale invloed verschaft is Saab-Damen.
De te bouwen onderzeeboten moeten van een zodanige kwaliteit en omvang zijn dat zij zonder Forward Operating Base (FOB) kunnen opereren en voldoende ruimte hebben voor toekomstige technische aanpassingen, zoals toepassing van onderwaterrobots. Dat zou goed zijn voor Nederland, voor Defensie, voor de technologiesector in Nederland, voor de Nederlandse scheepsbouw, en zeker ook voor de provincie Zeeland.
Military-Off-The-Shelf
De huidige Nederlandse onderzeeboten zijn door hun unieke technische capaciteiten binnen de NAVO veelgevraagd. Zij behoren tot de effectiefste wapensystemen op zee, schreef de minister in 2016, en moeten geschikt zijn voor strategische beïnvloeding, een grote en precieze maritieme slagkracht hebben, wereldwijd inlichtingen kunnen verzamelen en speciale operaties uitvoeren tot op het hoogste geweldsniveau.
Daarbij past niet de door de minister eind vorig jaar aangekondigde vervanging door een Military-Off-The-Shelf (MOTS) onderzeeboot uit het buitenland. De vervanger van de Walrus-klasse moet technisch en operationeel opgewassen zijn tegen hoge eisen die aan speciale onderzeeboottaken binnen de NAVO worden gesteld.

De keuze van een buitenlandse standaard (MOTS) boot als vervanger van de Walrusklasse verzwakt de belangrijke en unieke rol die de Nederlandse onderzeeboten binnen NAVO en binnen de EU vervullen. Evenmin past het binnen de Defensie Industrie Strategie van de regering, waarin juist het belang van marinebouw voor Nederland een zeer hoge prioriteit heeft.
A- of B-variant
Een onderzeeboot is heel moeilijk te detecteren. Zijn positie of mogelijke aanwezigheid is bij tegenstanders onbekend. Laat staan de opdracht die hij uitvoert. Het is een essentieel element voor de missies van onderzeeboten.
De staatssecretaris heeft in december aan de Tweede Kamer geschreven dat een grote A-variant het beste aan die behoefte voldoet. Daarentegen stelt zij uitsluitend om budgettaire redenen aan de Tweede Kamer voor een kleinere B-variant te kiezen met een beperkte capaciteit en actieradius. Bij inzet op grote afstand van Nederland vereist dit een Forward Operating Base (FOB) in de buurt van het operatiegebied. Zo’n FOB verraadt de aanwezigheid van een onderzeeboot.
Daarnaast biedt een kleine variant minder ruimte voor de onvermijdelijke aanpassingen gedurende de voorziene 30-jarige levensduur, zoals een allerlei soorten onderwaterrobots die de komende jaren beschikbaar zullen komen.
Als de het extra benodigde geld voor een voldoende grote variant zonder FOB en ruimte voor aanpassingen nu niet beschikbaar is, zou een andere manier van financieren een oplossing kunnen zijn. Daarover heeft de Tweede Kamer al met grote meerderheid een motie van D66 Kamerlid Salima Belhaj aangenomen.
Race to the bottom
De aanbesteding van een miljardenproject levert altijd discussie op. Vooral bij ingewikkelde projecten zijn er aanzienlijke risico’s. Bij de voorgestelde aankoop door middel van concurrentiestelling met een knock out fase zullen werven in de aanbiedingsfase proberen aan alle eisen te voldoen en óók nog de goedkoopste te zijn. Alle technische flexibiliteit en budgettaire ruimte verdwijnt daardoor bij voorbaat uit het project. Echter, de bouw zal altijd enkele tegenvallers kennen. Kostbare wijzigingen op het contract, vertraging en tegenvallende prestaties zijn het gevolg. Ondanks een vooraf goed dichtgetimmerd contract komt de rekening dan uiteindelijk toch volledig bij de opdrachtgever terecht.
De KIVI-werkgroep meent daarom dat de opdracht rechtstreeks aan één aanbieder moet worden verleend. Deze moet het project uitvoeren in goede en effectief beheerste alliantie met specialisten van Defensie, de kennisinstituten en de industrie. De afgelopen vijf decennia is dit concept zeer succesvolle geweest: op tijd, binnen budget en aanmerkelijk goedkoper dan vergelijkbare buitenlandse projecten. Bij de huidige kandidaat-aanbieders kan alleen Saab-Damen deze rol spelen.
- Een uitgebreidere versie van dit artikel vindt u via deze link op de KIVI website.
Door: KIVI, afdeling Defensie en Veiligheid
Foto’s: Defensie.nl