Gebrek aan materieel, onvoldoende training, defecte onderdelen: de minister van Defensie slaagt er slechts ternauwernood in om eenheden inzetgereed te stellen en te houden voor de inzet in Mali. Dat blijkt uit onderzoek van de Algemene Rekenkamer naar de inzet van de Krijgsmacht, en dan vooral de Long Range Recconaissance Patrol Task Group (LRRPTG) voor de VN-missie in Mali.
De Rekenkamer schrijft dat oefenmateriaal gebreken vertoonde, dat eenheden niet met elkaar konden oefenen, dat de oefeningen in inzetgebied in Mali pas afgerond werden. Daarnaast was er tijdens de missie zelf ook structureel tekort aan materieel en onderdelen.
De Rekenkamer stelt dat ‘Bij de besluitvorming over deelname aan vredesmissies de gereedheid van de krijgsmacht daartoe onvoldoende doorklinkt. Hierdoor wordt een zwaar beroep gedaan op het improviserend vermogen van de militairen. De ‘can do’-mentaliteit van de krijgsmacht wordt op deze wijze van een sterk wapen tot een kwetsbaarheid.’
Zowel in het opwerktraject als in de missie had de Long Range Recconaissance Patrol Task Group (LRRPTG) met aanzienlijke problemen te kampen, stelt de Rekenkamer. Slechts door te improviseren konden gebrek aan materieel en de gevolgen van ad hoc voorbereiding worden goedgemaakt. Dit wekt de indruk dat de krijgsmacht op deze schaal onder deze condities op een haalbare en houdbare wijze buitenlandse missies kan uitvoeren, terwijl dat twijfelachtig is.
Inderdaad slecht getraind
‘Het mag nooit zo zijn dat zij (De militairen) onnodig gevaar lopen door een gebrek aan goede spullen, of een gebrek aan training’, dat waren de letterlijke woorden van voormalig commandant der Strijdkrachten generaal Tom Middendorp, die aftrad na het vernietigende OVV-rapport over het mortierongeval in Mali, waarbij Henry Hoving en Kevin Roggeveld sneuvelden. Uit het rapport van de Rekenkamer blijkt dus dat tijdens zijn bewind – de onderzoeksperiode liep van december 2016 t/m oktober 2017 – eenheden inderdaad slecht getraind, slecht voorbereid, met slecht materieel op pad zijn gestuurd.
Voor de slechte voorbereiding wijst de Rekenkamer duidelijk naar de Landmachtstaf, want in de Rekenkamer stelt: ‘Er waren tekorten aan oefenvoertuigen, nachtzichtapparatuur en verbindingsmiddelen. Tien van de twaalf terreinvoertuigen die voor de voorbereiding van de LRRPTG waren bestemd, werden door de landmachtstaf toegewezen aan andere eenheden.’ Al met al betekende dat ‘dat een van de drie onderzochte rotaties van de LRRPTG op het moment van uitzending naar Mali volledig inzetgereed was’.
Oud en versleten
De Rekenkamer vervolgt: ‘Bij de eenheden ontbraken de vereiste vaardigheden om met de terreinvoertuigen te rijden of de apparatuur te bedienen voor de satellietcommunicatie op lange afstand. Deze problemen konden pas in het missiegebied worden opgelost, omdat daar het benodigde materieel wél aanwezig was. Maar dat maakte het wel noodzakelijk om bijvoorbeeld rijexaminatoren naar het missiegebied in te vliegen om de benodigde rijexamens af te nemen.’ Daarnaast was het materieel dusdanig oud en versleten dat de situatie volgens de Rekenkamer in de tweede helft van 2017 zo ernstig was, dat volgens een van de commandanten 78% van het personeel geen vertrouwen meer had in het materieel van de LRRPTG.’
LRPTG-4 wel goed opgeleid
Minister Bijleveld van Defensie stelt in een reactie dat de LRPTG-4 die in december 2017 naar Mali is gegaan wel goed opgeleid is volgens de aanbevelingen die de Rekenkamer doet. Ook op het gebrek aan oefenmaterieel reageert De minister: ‘Het aanhoudende beroep op de krijgsmacht, in combinatie met knelpunten in de materiële gereedheid en schaarse (gevechts- en logistieke) ondersteuning nopen op dit moment tot het stellen van prioriteiten. Dit neemt niet weg dat Defensie zorgdraagt voor een adequate voorbereiding van eenheden op hun inzet. Uitgangspunt daarbij is dat
de eenheden daartoe de beschikking hebben over voldoende en adequaat oefenmaterieel. De specifieke omstandigheden in een missiegebied bepalen mede de samenstelling en toerusting van ingezette eenheden. Hierdoor kan het voorkomen dat eenheden ook moeten optreden met andere middelen dan waarover de eenheid organiek beschikt.’
Daar zegt ze dus eigenlijk dat er door de jarenlange bezuinigingen en de grote hoeveelheid missies niet genoeg materieel is om eenheden specifiek voor te bereiden op missies. Desondanks is de laatste Lange afstand verkenningsggroep dus wel goed getraind op missie gegaan, aldus de minister.
Veiligheid voorop?
Daarnaast stelt Defensie in een reactie het volgende: ‘Wij hechten eraan te onderstrepen dat de veiligheid van onze mensen voorop staat, ook tijdens de bijzondere en niet altijd optimale omstandigheden waaronder militairen in een inzetgebied hun werk verrichten. Het kabinet is het eens met de Algemene Rekenkamer dat goed improviseren een goede voorbereiding vergt. In uw rapport spreekt u ook over een ad hoc werkwijze. Dit beeld wordt niet herkend. Zo wordt er voorafgaand aan inzet altijd een grondig planningsproces doorlopen. Indien beperkingen op bijvoorbeeld materieel- of personeelsgebied niet vooraf kunnen worden verholpen, dan wordt de geplande inzet daarop aangepast.’
Ook hier kun je je vraagtekens bij stellen, want als er niet voldoende middelen aanwezig zijn om te oefenen, doordat voertuigen aan andere eenheden worden toegewezen, of omdat radioverbindingen niet aanwezig zijn, of omdat de eenheden die samen moeten werken dat niet kunnen oefenen voordat ze in Mali zijn, is er natuurlijk wel sprake van een adhoc-voorbereiding. En daardoor kan de veiligheid van militairen wel in het geding komen.
Rekenkamer bevestigt conclusies OVV
De Rekenkamer bevestigt met de conclusies van dit rapport het rapport van de OVV over het dodelijk mortierongeval in Mali waarin ook werd gesteld dat Defensie risico’s nam ten aanzien van personeel en materieel.
Het blijkt dat bij de politiek en bij Defensie zelf een cultuuromslag nodig is. Er komt er al meer geld voor Defensie, maar de structurele extra 1,5 miljard is slechts een begin. En ook Defensie zelf heeft nog een lange weg te gaan om een cultuur te creëren waarbij potentieel onveilige situaties door gebrek aan oefeningen, of goed materieel gemeld kunnen worden. En belangrijk is dan vooral dat er iets met de melding wordt gedaan en dat niet de melder wordt aangepakt. De cultuur van ‘zwijgen is blijven’ moet doorbroken worden.
Door: Eduard van Brakel