‘Ik heb soms het idee dat het bedrijfsleven meer kan leren van het Korps mariniers, dan andersom’. Oud Majoor der Mariniers Hans Heyda, die nu onder meer trainingen op het gebied van team- en leiderschapsontwikkeling geeft, zegt het voorzichtig, maar wel beslist. Toch komt hij ook met een les voor het Korps mariniers: ‘Wij hadden wel beter voor onze mensen kunnen zorgen. We waren alleen maar aan het rennen en operationeel bezig, maar de personeelszorg had wel beter gekund in de zin van faciliteiten.’ Tegelijk roemt Heyda het commitment bij het Korps mariniers: ‘De betrokkenheid bij elkaar en aan het hogere doel – purpose – was bij het Korps mariniers goed geregeld.’
Naam: Hans Heyda
Leeftijd: 56
Onderdeel: Korps mariniers
Jaar in dienst: 18 (van 1980 – 1998)
Heyda had een bijzondere carrière bij de mariniers, hij begon als dienstplichtig officier, bleef uiteindelijk 18 jaar en was compagniescommandant van de Charlie-compagnie in Cambodja: ‘Samen met de Bravo Cie waren wij de eerste twee eenheden die Cambodja ingingen’. Ook was hij detachementscommandant van de Mortar Battery in Bosnië. ‘Dat was ten tijde van de overgang van de VN naar de NAVO. Ik was commandant van een eenheid van 170 man, en had ook een mortieropsporingsradar van de Landmacht onder bevel.’ En dat is bijzonder voor iemand die eigenlijk toevallig bij de mariniers belandde.
Toeval
Hans Heyda vertelt smakelijk over zijn entree bij het oudste gevechtskorps van de Nederlandse Krijgsmacht: ‘Toen ik wegging bij de mariniers was het thema van mijn afscheid toeval bestaat niet, maar ik ben wel bij wijze van toeval bij de mariniers terecht gekomen. Ik had de Pedagogische Academie gedaan en ik werd gekeurd voor de dienstplicht, om docent te worden bij het KIM (Koninklijk Instituut voor de Marine). Op het eind van die drie keuringsdagen moest ik in een kamer komen met allemaal mannen met blauwe pakken met goud er op – ik had totaal geen militaire achtergrond – en toen zeiden die mannen tegen mij: ‘Je kunt ook officier bij de mariniers worden, wil je dat?’ Natuurlijk zei ik ‘Ja dat wil ik wel’. ‘Maar dan ga je naar Noorwegen toe met 30 mannen bij min 30 graden en moet je misschien wel beslissingen nemen die te maken hebben met leven en dood. Kun je dat?’ Ik gaf volgens mij het meest bijdehandste antwoord in mijn leven: ‘Dat weet ik niet, maar ik ben vorige week met een klas schoolkinderen naar de dierentuin in Emmen geweest, en ik heb ze allemaal mee terug naar huis genomen.’ Klaarblijkelijk was dat het goede antwoord, want ik kreeg een oproepformulier thuis met daarop MARNS, ik meldde me weer in Hollandsche Rading, en toen deed ik opeens alle verplaatsingen in looppas en kon ik in het weekend bellen naar mijn ouders dat ik in de opleiding tot officier der mariniers zat.’
Huidige situatie zorgelijk
Heyda spreekt met passie over het Korps Mariniers, maar beziet de huidige situatie van de Krijgsmacht ook met zorg: ‘Er wordt momenteel van alles van je gevraagd en dan moet je ook zorgen dat de middelen er zijn. En dan bedoel ik niet eens het aantal schepen, of het aantal tanks, maar meer de voorbereiding en training. In mijn tijd waren we bij de Mariniers in staat om onszelf uitstekend voor te bereiden op missies, en dan gingen we ook met een grote club mensen. Het is nogal een verschil of je met een bataljon gaat, of met een team van vier man naar Irak als instructeur. Want dan ben je echt alleen maar met zijn vieren en ben je voor je veiligheid afhankelijk van wat er om je heen loopt aan buitenlandse strijdkrachten. En ik heb het gevoel dat er nu wordt ingeboet op het optimaal voorbereid op missie gaan. Ik hoop dat ik ongelijk heb, maar als ik hoor dat de oefenbudgetten onder druk staan en dat er te weinig munitie is, dan denk ik: dat is niet goed. Je gaat wel ergens naar toe in een gevaarlijk scenario met zijn vieren en dan moet je jezelf en je team zonder enige beperkingen kunnen voorbereiden.’
Trainen en oefenen
En van trainen en oefenen, daar weet Heyda alles van. Hij geeft met zijn bedrijf Centurio onder meer leiderschapstrainingen en hij begeleidt verandertrajecten. En eigenlijk is hij ook min of meer toevallig in dat vak gerold: ‘Ik was op vrij jonge leeftijd majoor en op operationeel niveau waren er niet veel functies meer voor mij beschikbaar bij het Korps mariniers. Toen ik 38 was, dacht ik: wat is mijn toekomst? Mijn doembeeld was dat ik veel tijd in Den Haag en Den Helder zou moeten doorbrengen op staven en daar had ik weinig zin in. En in principe is dat ook een raar fenomeen: in Bosnië heb je de verantwoordelijkheid over een grote eenheid en dan ga naar Den Haag toe, of naar Den Helder naar een staf en dan – en ik zeg het gechargeerd – heb je weinig verantwoordelijkheid. Dan schrijf je stafstudies en je ontwikkelt beleid, zonder operationele verantwoordelijkheid. De laatste jaren van mijn militaire carrière was ik hoofd managementopleidingen in Den Helder. Daar moest ik leidinggeven aan een team van 18 managementtrainers, die leiderschapsontwikkeling deden voor alle onderofficieren en officieren tot de rang van kapitein. In principe hoefde ik alleen maar die afdeling te leiden, maar het vak wat de trainers deden vond ik veel te leuk. Toen wilde ik ook trainer worden. Dus heb ik de train de trainer opleiding gevolgd. Ik heb de opleiding niet gedaan omdat ik wegwilde, maar de opleiding maakte wel dat ik weg kon en gevraagd werd.’
Het vak van Leider
De oud-marinier deed de POTOM (Praktische Opleiding tot Officier der Mariniers – red), en haalde zijn groene baret bij het Korps Commando Troepen. Het vak van leider was hem dus niet onbekend, maar toch leerde hij de waarde van de opleidingen pas na zijn militaire tijd echt waarderen: ‘Ik denk dat elke onderofficier en officier van veel toegevoegde waarde kan zijn in het bedrijfsleven. Want het rare is dat wanneer je technisch ontwerper wilt worden, je een opleiding van vier jaar volgt in het bedrijfsleven. Maar als je leider wilt worden, ga je twee dagen op cursus. Dan moet je het zogenaamd kunnen. Bij defensie kreeg je die opleiding tot leider wel.’
‘Het vak van leider wordt minder beleefd in het bedrijfsleven, daar wordt het meer gezien als functie. Als je als marinier naar Noorwegen gaat en je bent een slechte leider, dan heb je echt een probleem. Je komt in het berdrijfsleven makkelijker weg met dingen. Ik had als marinier het idee: ik ga naar de burgermaatschappij toe, daar is het goed geregeld, want daar gaat het om geld. Maar niets was minder waar, want als er dingen fout gaan, wordt er geld van links naar rechts geschoven en is het probleem opgelost. Binnen de Krijgsmacht wordt soms gedacht dat het daarbuiten veel beter is, maar dat is slechts ten dele waar. Ik leerde dat het zo goed was geregeld bij de mariniers omdat we van elkaar afhankelijk waren op leven dood. Als ik mijn werk niet goed doe, kan ik een gevaar zijn voor jou. Daardoor accepteer je ook minder van elkaar: je weet dat je de beste moet zijn, omdat je met je eenheid ook gezond moet terugkomen van missie en de beste zijn – niet ten koste van anderen, maar voor jezelf – is daar de beste en enige garantie voor.’
Korpswaarden
De korpswaarden van het Korps mariniers, Kracht, Verbondenheid en Toewijding, zijn waarden die ook in het DNA van Heyda verankerd zitten, hoewel de waarden in die vorm nog niet eens bestonden toen hij in dienst kwam: ‘De korpswaarden zijn 3 jaar geleden benoemd, en gelukkig hebben ze benoemd wat er was en hebben ze geen nieuwe waarden bedacht. In mijn tijd was er alleen een document, dat heette de Korpsgeest, dat zat in een handboek, niemand las het, maar het was er wel.’ ‘Ook vrouwen kunnen prima voldoen aan die korpswaarden, zegt de voormalig majoor: ‘Ik persoonlijk heb er geen problemen mee dat er vrouwen bij de mariniers komen. Het Korps mariniers en Korps Commando Troepen hebben moeite met werving. Wat ik heel goed vind is dat de eisen desondanks altijd hetzelfde zijn gehouden. Deze eenheden doen gevaarlijk werk als ze ergens naar toe gestuurd worden. Alleen als je goed genoeg bent, dan hoor je erbij, en dat geldt dan ook voor vrouwen. Misschien dat je dan wat aan de faciliteiten moet veranderen, maar dat is een op te lossen probleem. En groepsdynamisch hebt je mogelijk een uitdaging, maar daar staan we voor, toch?’
De korpswaarden ziet hij ook nog terug in de kracht van de collectiviteit. Een van de sterke punten van de mariniers, vindt Heyda: ‘Nu in mijn trainerspraktijk zeg ik vaak tegen bedrijven: jullie huren veel te snel externen in, want wat jullie niet gebruiken is de collectieve wijsheid, kracht en trots, die in je eigen organisatie zit. Ik heb in het verleden mogen werken met allemaal goede mensen en zie goede mensen in jullie organisatie rondlopen. Betrek hen in visievorming: wat wil je bereiken en waar ben je trots op? Ontdek het gemeenschappelijke en laat dat leidend zijn. Veelal komt daar voor 80 á 90 procent je eigen antwoord uit. Geef daarna ruimte en mensen pakken de bal op. Dit heb ik mogen leren bij het Korps mariniers.’
Trots
‘Het mooiste is mijn eigen ontwikkeling als leider. Je begint met 20 man aan de POTOM, je wordt 9 maanden in een vrij afgesloten setting gevormd en dan mag je naar buiten als officier. Het beeld dat je dan hebt van de werkelijkheid en van leiderschap is beperkt. Ik ben altijd met leren bezig en in die tijd deed ik dat autodidactisch, doordat ik luisterde naar mijn mensen. Want ik kwam er al snel achter dat ik erg goede mensen om me heen had. Als ze zinnige dingen zeiden, dan deed ik daar wat mee. Ik heb als officier fouten gemaakt, ik deed dingen niet handig, maar door te leren en te reflecteren kon ik verbeteren. In de loop der tijd heb ik mijn leiderschap wel in een bepaalde richting laten gaan, waardoor mijn leidinggevenden wellicht vonden dat ik zaken raar of anders aanpakte dan zij gewend waren. Maar daar ben ik nooit op afgerekend, omdat ik succesvol was. Uiteindelijk heb ik in Bosnië mijn leiderschap vormgegeven zoals ik denk dat het moet. Een grote succeservaring voor mij was dat mijn mensen graag bij mij in de compagnie dienden. Dat was voor mij een groot compliment. Die ervaring hebben is het mooiste wat ik heb mogen meemaken.’
Door: Eduard van Brakel