Stel je gaat naar de dokter, en daarna ga je naar je werk, en je leidinggevende zegt: ‘Ik ben net gebeld door jouw dokter, en die zei dat je voorlopig je werk niet kunt doen, dus je moet naar huis.’ Voor de meeste werknemers in Nederland is zoiets ondenkbaar, maar niet voor militairen. Waarom is dat eigenlijk? En waarom heeft de Krijgsmacht eigenlijk een eigen Geneeskundige dienst en kunnen militairen niet gewoon naar een normale huisarts? Om dat uit te zoeken gingen we op bezoek bij commandeur-arts Remco Blom, commandant van Defensie Gezondheidszorg Organisatie (DGO) en de Militair Geneeskundige Autoriteit.
Drie hoofdtaken militaire gezondheidszorg
‘De militaire gezondheidszorg van Defensie heeft drie hoofdtaken’, zo legt Blom uit, ‘De eerste is het leveren van gezondheidszorg. Dat doen we op de kazerne, in het veld tijdens oefeningen, op zee op schepen, en dat doen we zelfs als we aan het vechten zijn, want ook dan kun je griep krijgen. De andere taak is het mitigeren van gevaarlijke omstandigheden: neem we een dokter mee, of doen we iets aan het extra risico? Bijvoorbeeld bij parachutespringen op een hoogvlakte in Spanje, dan wil je niet dat als iemand zijn enkel breekt je 1-1-2 moet bellen en moet wachten op een ambulance. Dan is de vraag: huren we een ambulance in, of nemen we er 1 mee. En tot slot is er de allerbelangrijkste taak: traumatologie: er ligt iemand die tijdens een gevecht is geraakt door een kogel, dan moet daar binnen 10 minuten, maar het liefst meteen, iemand bij zijn die hem helpt, bijvoorbeeld zijn kameraad. Dan na 10 minuten iemand die er al meer verstand van heeft, bijvoorbeeld de gewondenhelper, vervolgens moet de gewonde worden opgehaald door een pantservoertuig of helikopter, en dan binnen een uur na de verwonding op de operatietafel liggen.’
Dat laatste is ook het beeld dat veel mensen zullen kennen uit films en tv-series die gaan over militairen in oorlogsomstandigheden: een hospik die een bloedende collega verbindt, die vervolgens op een brancard naar een helikopter of pantservoertuig wordt gebracht en in een militair veldhospitaal terecht komt. Maar voordat die gewondenhelper een gewonde militair helpt, en voordat die gewonde in oorlogsgebied wordt geopereerd in een zogenaamd Role-two-enhanced-hospitaal is er een heel proces doorlopen, en heeft de militair in kwestie afstand gedaan van rechten die mensen buiten de Krijgsmacht wel hebben, zoals het recht op vrije artsenkeuze.

Commandant moet weten wie inzetbaar zijn
De Krijgsmacht is een militaire organisatie waarvan het militaire personeel in uitzonderlijke omstandigheden kan worden ingezet. ‘En daarom is het bij wet zo geregeld dat een militair niet naar een andere dokter mag dan een militaire dokter,’ zegt Blom, ‘Waar het om gaat is dat de commandant – en daarmee uiteindelijk de hoogste militair, de Commandant der Strijdkrachten – altijd geïnformeerd is over wie er inzetbaar is. Want het kan niet zo zijn dat wanneer er op het fluitje geblazen wordt, de helft van het personeel het struikgewas in ritselt onder het mom van ik ben ziek, of ik loop net bij de chirurg voor een controle op kanker, of ik mijn ogen zijn slecht, ik kan niet meer zien en dus niet meer schieten. Dat hoort een commandant van tevoren te weten. Maar dat tast wel de grondrechten van een militair aan: het is een grondrecht dat je vrije artsenkeuze hebt, en een ander recht is dat jouw baas nooit te horen krijgt of jij jouw werk goed kan doen. Maar dat hebben we voor militairen dus anders geregeld en dat hoort bij de bijzondere rechtspositie van de militair. De commandant hoort dan overigens niet wat je precies hebt, want je medisch geheim wordt wél gewoon beschermd. ‘
De bijzondere rol van de arts betekent overigens ook dat het advies van de arts over een patiënt niet overruled kan worden door de commandant, oftewel de leidinggevende, zegt de commandeur: ‘En dat beschermt de patiënt dan weer. Aan de ene kant lever je dus grondrechten in, aan de andere kant moet je goedgekeurd zijn voor missie, want anders mag je niet mee. In de burgermaatschappij moet je je ziek melden, want daar gaat de huisarts nooit tegen je werkgever vertellen dat je iets niet mag. Wij kunnen dat wel. En kunnen dan bijvoorbeeld ook adviseren dat iemand wel kan werken, maar niet mee kan op oefening of missie.’

Role 2. Medevac van 2 zwaar gewonde ANA militairen vanaf FOB cobra.
‘Dat kan overigens alleen als het tijdelijk is, want als de dokter denkt dat het niet meer over gaat, zegt hij tegen de commandant: ik raad u aan om een onderzoek te doen naar de duur van de ongeschiktheid. Dat vraagt de commandant dan aan bij de dokter, die gaat dan onderzoek doen en betrekt daar specialisten bij. Dan kan de arts aanraden om betrokken patiënt aan te bieden bij de Bedrijf voor Bijzondere Medische Beoordelingen, en kan iemand worden afgekeurd als militair. Dit kan dus gebeuren bij iemand die hier op kantoor zit, niet verzuimt, en hartstikke goed zijn werk doet, maar niet mee kan op missie. Want hij verzuimt dan gedeeltelijk als militair die mee op missie moet kunnen. Dus Defensie kan mensen ontslaan wegens ziekte of gebrek, terwijl die mensen gewoon uitstekend hun werk doen. Dat is ook een bijzonderheid en dat kan nergens anders. We kunnen die mensen dan natuurlijk wel weer als burgermedewerker aannemen voor dezelfde functie.’
Geneeskundig advies tijdens missies
Missies zijn de corebusiness voor Defensie. De missie in Afghanistan, de anti-piraterij-missie voor de Hoorn van Afrika en recent de missie in Mali zijn daar voorbeelden van. En de Defensie Gezondheidszorg Organisatie regelt dan de geneeskundige keten. Blom vertelt hoe dat proces gaat: ‘In samenspraak met het ministerie van Buitenlandse Zaken bepaalt de minister van Defensie waar we naartoe zouden kunnen gaan en wat we daar moeten gaan doen. Daarvoor vraagt ze advies aan de hoogste militair, de Commandant der Strijdkrachten. Die vraagt aan de eenheden wat ze kunnen leveren, en vraagt dat ook aan de geneeskundige officier, de Joint Medical Officer (JMED). Die JMED betrekt de geneeskundige eenheden en vraagt of ik het ermee eens ben en dan geven wij advies. Dat advies wordt door de CDS verwerkt in een advies aan de minister, die dan een besluit neemt. En op basis van dat besluit geeft de CDS een order aan de Krijgsmacht: u zult dit, of zult dat.’
Dat besluitvormingsvormingsproces is dan afgelopen, maar voor de eenheden die op uitzending gaan begint het werk pas. Dus ook voor de geneeskundige eenheden. De Commandeur-arts gaat verder: ‘Stel dat wordt besloten om weer grootschalig naar een land als Afghanistan te gaan, dan komt de geneeskundige ondersteuning bij de Landmacht vandaan, want die hebben een geneeskundig bataljon dat voor het hospitaal moet gaan zorgen en voor de ondersteuningscompagnie. Die bouwen dan samen met de genie een hospitaal en zorgen voor de geneeskundige afvoerketen volgens het 10-1 principe (binnen 10 minuten hulp, en binnen 1 uur op de operatietafel). En als dat dan gereed is, gaan wij daar naar kijken: is het gelukt en werkt het? Dan krijgen ze een stempel: goedgekeurd door de Militair Geneeskundige Autoriteit, en mogen ze op pad. ‘
Dat klinkt simpel, maar er moeten ontzettend veel partijen in actie komen. De (niet geneeskundige) genie-eenheden moeten een ziekenhuis gaan bouwen in een gebied waar misschien niet eens stromend water of elektriciteit is. En die geneeskundige eenheid moet samenwerking zoeken met relatieziekenhuizen van Defensie, want die leveren specialisten die nodig zijn, de Defensie Farmaceutische Dienst moet een apotheker regelen en het toezicht op de medicijnen in het missiegebied houden, de Militaire Bloedbank moet bloedproducten leveren, er moeten tandartsen mee, en huisartsen, want op een groot kamp moeten militairen ook gewoon naar de dokter kunnen. Al het benodigde materiaal wordt geleverd en onderhouden door mensen van het Militair Geneeskundig Logistiek Centrum.
Scheiding geneeskundig en militair
En al die eenheden vallen dan uiteindelijk onder de commandant van de missie, maar dan zijn de taken wel duidelijk gescheiden, zegt Blom: ‘Die commandant van de missie gaat natuurlijk niet over de inhoud van de geneeskunde, daar is een stafarts voor, die verantwoording aflegt aan de JMED en in het uiterste geval aan mij. Maar de commandant gaat dus niet over medische besluiten. Dat kan zijn of er iemand geopereerd moet worden, maar ook de aanschaf van een medisch tangetje. Besluiten die wel in de lijn van de commandant worden genomen, zijn bijvoorbeeld vragen als gaan we burgerpatiënten behandelen, of hoe is de geneeskundige afvoer geregeld als we een missie in een missie gaan doen? Daar adviseert onze dokter daar de lokale commandant over. Als die dokter zegt: dit past helemaal binnen de normen, is er niks aan de hand. Maar als die dokter zegt: nou nee, dat is buiten de normen, dan moet die commandant dat aan de CDS melden, en de dokter meldt het gelijktijdig aan de JMED. Dan komt daar op dat niveau een discussie waarna de CDS uiteindelijk een besluit neemt: hij laat de missie niet doorgaan, hij laat hem doorgaan met aanpassingen, of hij laat hem doorgaan ondanks de geneeskundige bezwaren. Voor dit soort heel moeilijke keuzemomenten is er dus een getrapt systeem waarin de verantwoordelijkheid uiteindelijk daar komt te liggen waar die hoort: bij de CDS, want die wordt er ook politiek op afgerekend. Het mooie aan dit systeem is dat de dokter geen beslisbevoegdheid heeft over missies, maar hij kan ook niet genegeerd worden. Uiteindelijk weet de CDS bij het besluit wat de dokter vindt, en dan maakt hij zijn keuze.’
Mentale en fysieke verwondingen
Op een missie kunnen militairen gewond raken en een arts of specialist nodig hebben. Die verwondingen zijn niet alleen fysiek, want militairen raken soms ook geestelijk gewond door missies. Het is dus belangrijk dat er ook goede zorg gereld is voor veteranen. Zolang ze in dienst zijn, hebben ze snel toegang tot die zorg, maar ook als ze de dienst uit gaan, blijft Defensie zorgen voor de veteranen. De eerst aangewezen instantie die waakt over de psyche van de soldaat is de Militair Geestelijke Gezondheidszorg (de MGGZ). Al in het voortraject voor een uitzending wordt deze organisatie bij het proces betrokken. Zo worden er voorlichtingen geven over bijvoorbeeld stresspreventie tijdens uitzendingen en wordt er een netwerk opgezet waarbij militairen op elkaar letten. Die worden dan getraind door mensen van de MGGZ. ‘En tijdens grote missies, of missies waar je veel narigheid verwacht, gaat ook een psychiater mee’, zegt Blom, ‘En als er een Rol-2-hospitaal is, is die sowieso aanwezig. Ook zijn er maatschappelijk werkers, en is er geestelijke verzorging (een dominee, pastoor, pandit, imam, rabbijn, of humanistisch raadsman) aanwezig voor de levensvragen waar militairen mee zitten. En na de uitzending is er adaptatieperiode met gesprekken en vullen militairen een nazorg-vragenlijst in. ‘
Personeel
Om dit allemaal te doen is er bij Defensie veel kennis nodig en bovenal personeel dat al die rollen kan vervullen. Na jaren van bezuinigingen op de Krijgsmacht waarbij de Geneeskundige keten ook is ingekrompen, is er nu weer ruimte voor groei. Defensie zoekt daarvoor de samenwerking met andere partijen. Militair personeel kan zo bijvoorbeeld voor een bepaalde periode werken in een burgerziekenhuis en zo zijn vaardigheden blijven trainen. Verpleegkundigen, artsen en andere mensen uit de zorg zijn allemaal welkom bij Defensie. Blom zegt: ‘Ik denk dat wij als Defensie ziekenhuizen kunnen helpen om een aantrekkelijkere werkgever te worden. Namelijk: wij zijn gelieerd aan Defensie en bij ons heb je de kans om ook af en toe voor Defensie te werken, of een oefening met Defensie mee te maken. Want om als burgerarts een keer een oefening mee te maken, dan vinden ze dat het mooiste wat er is. Of voor een verpleegkundige is het misschien wel hartstikke leuk om een groep luchtmobiele militairen te leren om een infuus te prikken. Of misschien wil die verpleegkundige wel 2 dagen in de week beroepsmilitair worden. Of is er een arts die twee maanden per jaar voor ons wil werken en mee gaat naar Afrika. Want ik ben ervan overtuigd: we hebben niet 1 unique selling point: we hebben er wel 100. En daar moeten we gebruik van maken.’
Door: Eduard van Brakel
Dit artikel werd eerder gepubliceerd op Management Impact