September is begonnen en daarmee ook weer een nieuw collegejaar. In de trein en op de campus is het drukker dan ik verwacht had, en ik merk dat ook andere studenten uitkijken naar de eerste colleges. Eigenlijk is dat ook wel logisch, want een studie kies je toch onder andere op basis van je persoonlijke kwaliteiten en interesses. Een degelijke, interessante studie biedt hoopvolle toekomstmogelijkheden. Het is hard werken, maar je vertrouwt erop dat het iets goeds voortbrengt. Dat vertrouwen verklaart het enthousiasme, ondanks de voorkeur voor vakantie. En precies dat enthousiasme ligt onder vuur bij Defensie.
Er valt een parallel te trekken tussen de studenten en het defensiepersoneel. Onze militairen hoeven zelfs geen volgend semester af te wachten om nieuwe dingen mee te maken. Afwisseling is juist een van de dingen die veel mensen fijn vinden aan het werk daar. Je leert bij Defensie onder allerlei omstandigheden werken en je ziet, leert en doet geregeld iets nieuws. Dat houdt het werk interessant; zoals op de universiteit vooral de eerste nieuwe colleges elk semester interessant zijn en massaal worden bijgewoond.
De Nederlandse krijgsmacht bestaat uit beroepsmilitairen, die er uit eigen beweging voor gekozen hebben om militair te worden. Omdat ze het werk leuk vinden, maar ook omdat ze geloven in het belang ervan. Ze vertrouwen erop dat hun harde werk iets goeds voortbrengt. Niet voor niets zijn deze mensen zo trots op wat zij doen.
Tot hier klinkt het allemaal positief, en ik wil ook zeker niet beweren dat het voorgaande niet langer geldt. Integendeel, juist nu de krijgsmacht er niet zo goed voor staat, valt op hoe loyaal onze militairen zijn. Anne-Marie Snels, voorzitter van de vakbond AFMP FNV, vertelde echter eerder al dat de grens van die loyaliteit in zicht komt. Als commentaar op dit interview vroegen mensen waar die grens dan precies ligt en hoe dit tot uiting komt. Met de huidige middelen -of het gebrek eraan- kan de krijgsmacht niet langer al haar taken uitvoeren zoals zou moeten, maar dat was nog niet de grens. Met een beperkte hoeveelheid geld, materiaal en mensen bleef het defensiepersoneel zich inzetten. Ook het gebrek aan draagvlak in de samenleving heeft militairen er niet van weerhouden om door te gaan.
Inmiddels is het gebrek aan draagkracht onder de burgerbevolking niet zo’n groot probleem meer, waardoor het echte probleem duidelijk wordt: een gebrek aan daadkracht
in de politiek. Zelfs nu er stemmen klinken voor een groter defensiebudget, moet de krijgsmacht het doen met enkel een korting op de bezuinigingen. Aan het personeel de taak om dan toch de eindjes aan elkaar te knopen en goed werk te blijven leveren. De werklast stijgt en goede nieuwe personeelsvoorwaarden blijven steeds weer achterwege. Het vertrouwen in de Defensietop en de minister was de afgelopen jaren al niet hoog, maar gaat er zo enkel op achteruit. Militairen worden uiteindelijk ingezet door de politiek, maar als zij de politiek er niet op kunnen vertrouwen de situatie goed in te schatten en voor de juiste voorzieningen te zorgen, verliezen zij ook het vertrouwen dat hun werk iets goeds kan voortbrengen.
Ook op de werkvloer is te merken dat het vertrouwen van de militairen beschadigd is. Daar dreigt namelijk continu een nieuwe reorganisatie (want Defensie is nog bezig met het uitwerken van eerdere bezuinigingen) waardoor steeds onzekerheid is over welke functie je krijgt, met wie je werkt, bij welk onderdeel je zit en hoe lang dat alles zal duren. De militairen zijn nog net zo trots op hun werk als eerder beschreven, maar onzekerheid en gebrek aan vertrouwen weten het enthousiasme danig te temperen. Dat blijkt te zijn waar voor velen de grens ligt. Militair zijn zit in de persoon en is voor de meesten dan ook niet zomaar een beroep, maar dat neemt niet weg dat militairen ook mensen zijn, met een huis, een gezin, een leven dat ook tijd kost en -niet te vergeten- de bijbehorende rekeningen. Velen zien een baan in het burgerleven niet zitten, maar steeds meer militairen zullen het overwegen als Defensie geen betere perspectieven gaat bieden.
Een studie met zoveel onzekerheid en daarbij zo’n gebrek aan vertrouwen, zou ik ook laten vallen. Dáár ligt dus de grens: waar de militairen verdwijnen.