‘Als we nu weten dat we over een half jaar weer naar grootschalig naar bijvoorbeeld Afghanistan gaan, dan zetten we daar een hospitaal neer. Dat kunnen we echt nog wel’. Ondanks de bezuinigingen in 2011 die ervoor zorgden dat de militaire gezondheidszorg 35% van de sterkte moest inleveren, en het hoge aantal vacatures bij de GNK-eenheden, denkt de commandant Defensie Gezondheidszorg Organisatie, commandeur-arts Remco Blom, nog wel in mogelijkheden. ‘De totale omvang van de militaire gezondheidszorg is ongeveer 3000 mensen’, zegt hij, ’En met 3000 mensen kun je makkelijk een brigade ondersteunen. We moeten het wel organiseren, en daar moeten mensen aan wennen.’
Mitigeren van Risico’s
Commandeur-arts Blom is de hoogste Militair Geneeskundige Autoriteit en moet erop toezien dat de kwaliteit van de geneeskundige zorg gewaarborgd is en blijft, en dat de juiste prioriteiten worden gelegd bij de ondersteuning door Geneeskundige eenheden. Blom vertelt: ‘Steeds meer van onze capaciteit ging zitten in het mitigeren van risico’s, terwijl ik denk: je moet gewoon verstandig trainen en oefenen, en sommige risico’s moet je dan op een andere manier verminderen dan met geneeskundige zorg. Alleen voor uitzonderingsgevallen moet je die zorg inzetten, want het gaat allemaal ten koste van onze allerbelangrijkste taak: de geëchelonneerde (trauma)zorg: iemand in het voorterrein vangt een kogel, daar moet binnen 10 minuten – maar het liefst meteen – iemand bij zijn die hem helpt, bijvoorbeeld zijn kameraad met ZHKH (ZelfHulp KameradenHulp), na 10 minuten een gewondenhelper, dan moet de gewonde afgevoerd kunnen worden door een helikopter of pantservoertuig, en binnen een uur op de operatietafel liggen.’
In principe moet elke militair die gewond raakt binnen dat uur op een operatietafel kunnen liggen, maar er zijn uitzonderingsgevallen te bedenken, bijvoorbeeld in een gevecht met een hoogbeweeglijke grote eenheid. ‘Maar dan moet je binnen 60 minuten op een plek zijn waar de voortgezette handelingen om iemand in leven te houden worden voortgezet. En vanaf daar gaat er dan nog een uur in om bij de chirurg te komen. Dus maximaal 2 uur met een station ertussen, maar veel liever een uur.’
Inzet afhankelijk van soort missie
En bij het plannen en organiseren van die zorg wordt van tevoren een inschatting gemaakt over wat nodig is, afhankelijk van hoeveelheid calamiteiten er verwacht wordt bij een missie. De DGO wordt dan ook al vanaf een vroeg stadium betrokken bij de voorbereiding op missies, meestal al voordat er een besluit is gevallen. Vaak bedenkt het ministerie van Buitenlandse Zaken welke missies Nederland zou kunnen doen, de minister van Defensie vraagt daarover advies aan de CDS, die op zijn beurt weer advies vraagt aan de eenheden en aan de Militaire Gezondheidszorg. Op het moment dat er dan een besluit tot een missie genomen wordt, is dat geen verrassing en kan de DGO, in nauwe samenwerking met de operationele eenheden mensen en materieel leveren. Want er zijn veel partijen betrokken, zegt Blom: ‘Bij een Afghanistanscenario moeten de Role-2-enhanced hospitalen van 400 GNK bataljon komen, omdat de Landmacht dan in de lead is. Die hebben steun nodig van onze Defensie relatieziekenhuizen, want die leveren de medisch specialisten. Maar die hebben ook steun nodig van de Militaire Bloedbank, van de Defensie Farmaceutische Dienst, want die regelt de apotheek, de apotheker en alle toezicht op het medicijnengebruik. Ze hebben het Eerstelijns Gezondheidszorg Bedrijf nodig, want daar zit de huisarts en de fysiotherapeut, en er is een tandarts die mee moet. Er zijn verder ook nog mensen nodig om het materiaal te onderhouden, die komen bij het Militair Geneeskundig Logistiek Centrum vandaan. Dus die commandant 400 GNK, die heeft eigenlijk als taak om al die delen bij elkaar te voegen en er een werkbaar geheel van te maken. Maar voordat hij mag zeggen dat het werkbaar is, kom ik eerst nog kijken – in mijn rol als Militair Geneeskundige Autoriteit -, om een krulletje te zetten: deze eenheid is militair geneeskundig inzetbaar. Oefenen en kwalificeren doen we in ieder geval nu, in vredestijd, want als er nu iemand op de grote rode knop drukt, dan rijden we naar bijvoorbeeld het oosten en gaan we aan het werk.’
Geneeskunde op uitzending
Als de medische keten met eventueel een hospitaal is goedgekeurd door de Militair Geneeskundige Autoriteit, kan de medische zorg tijdens de uitzending beginnen. De Geneeskundige eenheden vallen dan onder de militaire commandant, maar die commandant gaat niet over inhoudelijke geneeskundige beslissingen. Denk dan bijvoorbeeld aan de vraag of er geopereerd wordt, of de vraag of een bepaald stuk medisch gereedschap moet worden aangeschaft. Beslissingen die in de commandantenlijn worden genomen zijn bijvoorbeeld wel: gaan we burgers behandelen, of hoe regel ik de medische zorg als er een missie in een missie is. De arts adviseert daar wel over. Die zegt dan of iets binnen of buiten de normen valt. Valt het binnen de norm, dan is er niets aan de hand, maar is iets buiten de norm, bijvoorbeeld een gewonde kan niet binnen een uur op de operatietafel liggen, tenzij er een helikopter meegaat, dan is er wel iets aan de hand. De commandant kan het advies dan naast zich neerleggen, maar moet dat aan de CDS melden. Tegelijk meldt de dokter het aan de JMED, dat is de Joint Medical Officer die de CDS adviseert. De CDS moet dan een besluit nemen: de missie gaat door zonder aanpassingen, de missie gaat door met aanpassingen, of de missie gaat niet door. De uiteindelijke verantwoordelijkheid ligt dan bij de CDS.
Zoals de commandeur het beschrijft, dat is de ideale, theoretische situatie. Maar in de praktijk is het niet zo ideaal. ‘Van het systeem wat ik nu vertel zijn er onderdelen echt aanwezig en werkzaam, sommige onderdelen bestaan, maar werken net niet omdat er te weinig mensen zijn, of te weinig oefengelegenheid is, of omdat er teveel andere dingen zijn gedaan, en sommige onderdelen bestaan nog niet eens, omdat we gewoon de spullen niet hebben. Dat komt mede omdat wij enorm zijn gekort. De jaren voor 2011 al, maar in 2011 hebben wij 35% van onze sterkte ingeleverd. Dat had niet zo erg geweest als het in de jaren ervoor niet ook al was gebeurd. Sinds de jaren ’90 zijn wij echt al aan het afbouwen en dat is niet altijd maximaal rationeel gegaan. Maar dat wil dus wel zeggen dat als we in een NAVO-scenario een brigade inbrengen, en dan een optelsom maken van wat we nodig hebben, er heel weinig dingen van het verlanglijstje afgevinkt kunnen worden die we al hebben. De meeste dingen hebben we een beetje, en sommige dingen hebben we niet.’
‘Voor een deel is het zo dat we niet meer de geneeskundige steun kunnen leveren die eigenlijk nodig is. De uitzendingen worden allemaal keurig ondersteund, en ik denk ook dat we nog meer zouden kunnen. Voor een uitzending hoef je niet te kijken naar inzetgerede eenheden. Als wij weten dat we over een half jaar een soort Afghanistan-scenario doen, dan stampen we daar een hospitaal uit de grond. Daar hoef je ook niet persé het materiaal voor te hebben, want wij hebben bijvoorbeeld geen handige tenten, wij hebben onhandige tenten waar je eigenlijk niet mee kunt opereren. Als je weet dat je over een half jaar naar Afghanistan gaat, dan geef je de genie een opdracht: bouw daar een ziekenhuis en kunnen we aan de slag. Die mensen daarvoor hebben we ook echt allemaal wel. Het glas is wel voor een groot deel leeg, maar als je dorst hebt, kun je nog wel een flinke slok nemen. Dus zo somber is het allemaal ook weer niet.’
Meer geld, ook voor DGO
En er komt beetje bij beetje wat meer geld beschikbaar voor de Krijgsmacht, en dus ook voor de DGO en de geneeskundige eenheden. Daardoor ziet de DGO ook weer mogelijkheden om op verschillende aspecten te verbeteren, of om juist te behouden wat verloren dreigt te gaan. De commandeur: ‘We waren bijvoorbeeld jarenlang van plan om Hilversum – de korporaal van Oudheusden-kazerne – te verkopen, dus daar is nauwelijks onderhoud aan gedaan, al sinds 2011 niet. Dan krijg je vanzelf in 2019 dat je mis gaat grijpen of dat wanneer je een deur opendoet, je die deur in je handen houdt. En dat is niet goed voor het onderwijs dat we daar geven. Dus daar moeten we echt bijplussen.’
Personeelstekort
En met een tekort aan personeel is het bijplussen niet altijd gemakkelijk. Maar de commandeur bekijkt dit ook positief. ‘Voor het krijgen van personeel is de zorgmarkt is een ideale markt, want er werken honderdduizenden mensen in. En wij zijn een heel gaaf bedrijf, en dus hoeven we eigenlijk alleen maar aan die mensen te vertellen: wij hebben een heel gaaf bedrijf, kom bij ons werken! Maar het lukt ons toch moeilijk om die conversie te maken. We werpen veel hobbels op en we hebben niet een doordacht systeem. We hebben een doordacht systeem voor de gemiddelde militair, maar een verpleegkundige, of een dokter is niet de gemiddelde militair. Al was het maar omdat de gemiddelde militair zich niet constant met de burgermaatschappij vergelijkt. Want waarmee moet hij zich dan vergelijken? Een verpleegkundige weet meteen wat hij of zij ergens anders ook kan verdienen, dus die vergelijkt zich constant met de burgermaatschappij. Daar moet je als werkgever wel op inspelen, en als je dan inspeelt op de soldaat die dat vergelijk niet heeft, dan sla je dus de plank mis met de verpleegkundige.’ En met een knipoog zegt Blom: ‘En overigens ook met bijvoorbeeld techneuten, maar daar ga ik niet over.’
Om het probleem op te lossen en Defensie aantrekkelijker te maken als werkgever voor het schaarse personeel, wil Blom dat personeel nog meer op 1 zetten. Hij zegt: ‘ We willen de beste jonge mensen uit die markt halen. Die moet je dan niet opbergen in Ermelo, en de tenten laten schoonmaken totdat de oefening over 4 weken begint. Dat werkt niet. Het is misschien een beetje gechargeerd gezegd, maar we bieden niet de oefeningen en het werken in de praktijk en scholingsmogelijkheden die zij wel verwachten. En daar moeten we wel naartoe groeien.’
Samenwerking
En verder zet Blom in op samenwerking met partijen buiten Defensie, waarbij hij ook goed gebruik wil maken van de waarde die Defensie – en dan met name het Defensiepersoneel – kan hebben voor die andere partijen. Hij legt uit: ‘Onze mensen zijn heel goed, dus als die stage lopen in een ziekenhuis, betekent dat vaak: hier is de afdeling, we horen het wel als je er niet uitkomt. Dus die ziekenhuizen die verdienen erop en daar willen we wat voor terug: of we willen er een reservist voor terug die af en toe gratis en voor niks bij ons komt werken, of we willen een hoogleraar die les komt geven bij ons, maar ik wil er wat voor terug: of geld, of capaciteit. Niks voor niks. Want dat maakt het ook makkelijker om tegen de operationele eenheden te zeggen dat ze hun medische mensen even kwijt zijn, omdat ze er iets voor terugkrijgen.’
Door mensen van het ziekenhuis naar Defensie te halen, wil Blom ook bijdragen aan een beter beeld van Defensie en aan het werkplezier van het zorgpersoneel: Als je al 20 jaar in het ziekenhuis werkt, is het hartstikke leuk om bijvoorbeeld een aantal luchtmobiele soldaten infuus te leren prikken, terwijl als je dat voor de 87e keer doet als AMV’er je denkt: daar ben ik toch nooit verpleegkundige voor geworden? Ik denk dat wij zo ook ziekenhuizen kunnen helpen om een aantrekkelijkere werkgever te worden. Namelijk: wij zijn gelieerd aan Defensie en bij ons heb je de kans om ook af en toe voor Defensie te werken, of een oefening met Defensie mee te maken. Want als een burgers een keer mee kunnen om een oefening mee te maken, dan vinden ze dat het mooiste wat er is. Maar ik ben ervan overtuigd: we hebben niet 1 unique selling point: we hebben er wel 100. En daar moeten we gebruik van maken!’
Want uiteindelijk gaat het erom dat militairen te allen tijde van goede gezondheidszorg zijn verzekerd. Een militair mag daarom bijvoorbeeld niet naar een gewone burgerhuisarts. ‘Dat is bij wet zo geregeld: een militair mag niet naar een andere dokter dan de militaire dokter. Waar het om gaat is dat de commandant – en daarmee uiteindelijk de commandant der Strijdkrachten – altijd geïnformeerd moet zijn over wie er inzetbaar is. Het kan niet zo zijn dat wanneer er op het fluitje geblazen wordt, de helft van het personeel het struikgewas in ritselt onder het mom van ik ben ziek, of ik loop net bij de chirurg voor een controle op kanker, of mijn ogen zijn slecht, ik kan niet meer zien dus niet meer schieten. Een commandant hoort te weten over wie hij kan beschikken. Maar dat tast wel de grondrechten van een militair aan, want het is een grondrecht dat je vrije artsenkeuze hebt. En een ander recht is dat jouw baas nooit te horen krijgt of jij jouw werk goed kan doen, maar dat hebben we voor militairen ook anders geregeld en dat hoort bij de bijzondere rechtspositie van de militair. Een commandant zal overigens nooit horen wat je hebt, maar alleen of je wel of niet inzetbaar bent. Het medisch geheim, daar houden we ons aan.’
Gewond tijdens uitzending
Een ander belangrijk onderdeel van de gezondheidszorg voor militairen is de zorg voor militairen die op uitzending fysiek of mentaal gewond zijn geraakt. Voor hen is steeds meer aandacht, onder meer door de toegenomen kennis over PTSS, en door evenementen als de Invictus Games, waarbij gewonde militairen uit de hele wereld tegen en met elkaar sporten. Blom: het heeft 2 kanten: het is harstikke goed, want de waardering voor de veteraan blijkt natuurlijk ook uit hoe goed we die gewonde veteraan opvangen. En ik denk het goed is dat de maatschappij ook ziet dat we het goed doen. Daarvoor zijn Veteranendagen en de Invictus Games weer goed. Aan de andere kant is het natuurlijk ook heel belangrijk dat mensen weten dat PTSS echt een uitzondering is. Er zijn goede onderzoeken gedaan daarover, bijvoorbeeld een onderzoek van professor Gersons naar veteranen in Libanon. Daarbij kon hij een bataljon veteranen dat naar Libanon is geweest vergelijken met een bataljon dat niet is geweest. Want de plaatsingen van (dienstplichtige – red) militairen was toen heel willekeurig, daar was weinig eigen keus in en daardoor zijn die groepen goed vergelijkbaar. En een aantal jaar later bleek dat het eigenlijk gemiddeld beter ging met de Libanon-veteranen, dan met een gewoon bataljon. Dat verbaast ons eigenlijk niet zozeer, omdat de meeste militairen een uitzending als een heel positieve ervaring in hun leven zien. Ze zien dat het leven niet altijd meezit, dat er mensen zijn in veel moeilijkere omstandigheden, ze komen zichzelf een paar keer flink tegen, wat ook heel vormend is en positief. Maar er zijn ook mensen bij wie dat helemaal niet zo werkt. Dus aan de buitenkanten zitten echt mensen die echt schade hebben geleden van hun uitzending. En ik denk dat het heel goed is om heel veel aandacht aan die mensen besteden, en ik denk dat het ook heel goed is om te laten zien dat het doen van een uitzending voor veel militairen prachtig werk is, waar je je leven lang baat bij kunt hebben. Daar maken we ook reclame mee: skilled for life. En dat is waar. We kunnen wetenschappelijk aantonen dat dat zo is.’
Door: Eduard van Brakel
Foto’s: Defensie.nl
Succes